ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9258
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- G. Blomsma
- J.H.M. Hesseling
- H.C.P. Venema
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse Sabeeën en de beoordeling van vestigingsalternatieven in Noord-Irak
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiser, een Iraakse Sabee, die vrees heeft voor vervolging in zijn thuisland. Eiser heeft op 16 februari 1998 een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf. De aanvraag werd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) op 21 januari 2000 afgewezen, omdat verweerder van mening was dat er geen gegronde reden was om te vrezen voor vervolging. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig overwogen. Eiser heeft gesteld dat hij wordt gezocht door de Iraakse autoriteiten vanwege de vermeende diefstal van goud door zijn broer. De rechtbank oordeelt dat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk risico loopt op vervolging. De rechtbank heeft ook de argumenten van verweerder beoordeeld, die stelde dat eiser een vestigingsalternatief heeft in Noord-Irak. Eiser betwist dit, omdat hij geen familie of banden heeft in Noord-Irak en vreest voor een sociaal isolement.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de IND onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van de Sabeeën in Noord-Irak en of er gemeenschappen zijn die nieuwkomers kunnen ondersteunen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit wegens een motiveringsgebrek moet worden vernietigd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de IND en draagt verweerder op om een nieuwe beschikking te geven met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.