ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9256
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van verblijf op basis van gezinsleven en asielaanvraag van Iraakse vluchteling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 15 november 2000 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Iraakse vluchteling, tegen de weigering van de Staatssecretaris van Justitie om hem een vergunning tot verblijf te verlenen. Eiser, geboren in 1976 en afkomstig uit Noord-Irak, had eerder aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een verblijfsvergunning, die beide waren afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er weliswaar sprake was van familie- of gezinsleven, maar dat de weigering van de verblijfsvergunning niet als inmenging in dat gezinsleven kon worden beschouwd. De rechtbank stelde vast dat de echtgenote van eiser ervoor had gekozen om in Nederland het gezinsleven met haar ouders uit te oefenen, en dat er geen bewijs was dat het gezinsleven niet in Noord-Irak kon worden voortgezet.
De rechtbank concludeerde dat verweerder niet voldoende zorgvuldigheid in acht had genomen bij de beoordeling van de aanvraag en dat er onvoldoende informatie was verzameld om te kunnen vaststellen of er een positieve verplichting op verweerder rustte om eiser verblijf in Nederland toe te staan. De rechtbank oordeelde dat de bestreden beschikking in strijd was met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en verklaarde het beroep gegrond voor zover het gericht was tegen de weigering van de vergunning tot verblijf. De rechtbank droeg verweerder op om een nieuwe beschikking te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.