ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9223
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling in het kader van Mobiel Toezicht Vreemdelingen en rechtsbijstand
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling die op 27 mei 2000 werd staande gehouden in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen. De vreemdeling, die zich had gelegitimeerd met een vervalst paspoort, werd om 18.46 uur strafrechtelijk aangehouden. Op 28 mei 2000 om 15.10 uur werd het strafrechtelijk traject beëindigd en werd de vreemdeling om 15.11 uur overgedragen aan de Vreemdelingendienst. Tijdens de inbewaringstelling werd de vreemdeling medegedeeld dat hij zich kon laten bijstaan door een advocaat, maar er was verzuimd aan te kruisen of hij hiervan gebruik wilde maken. De rechtbank oordeelt dat dit verzuim niet heeft geleid tot schade voor de vreemdeling, aangezien de aangewezen raadsman op de hoogte was van de inbewaringstelling.
De vreemdeling had eerder een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, die op 21 juni 2000 was afgewezen. Op dezelfde dag werd zijn uitzetting gelast en werd hij opnieuw in bewaring gesteld. De rechtbank concludeert dat er voldoende gronden waren voor de inbewaringstelling, omdat de vreemdeling niet beschikte over geldige identiteitspapieren en er een ernstig vermoeden bestond dat hij zich aan zijn uitzetting zou onttrekken. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat dit alleen kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing van de bewaring beveelt, wat in dit geval niet is gebeurd. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.