3. De rechtbank is van oordeel dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op rechtmatige wijze zijn toegepast. Daartoe zij het volgende overwogen.
De vreemdeling is staandegehouden in een woning aan de [...]straat te B. Het is de rechtbank uit het proces-verbaal van staandehouding van 1 oktober 2000 gebleken dat in verband met een PAPOS-aktie, gericht op de effectuering van
openstaande gerechtelijke geldboetes, de verbalisanten op zoek waren naar een persoon, genoemd C, die als woonachtig op zojuist vermeld adres geregistreerd stond. De negro‹de en Engelstalige man die de deur opende, zo volgt uit het
proces-verbaal, ontkende de gezochte persoon te zijn en stelde dat die persoon niet in de woning aanwezig was, noch daar woonde. Na zijn identiteitspapieren te hebben opgezocht, waaruit bleek dat hij C niet was, ontkende de
ondervraagde bekend te zijn met de mannen die de verbalisanten in de woning zagen rondlopen. Vervolgens heeft de ondervraagde toestemming verleend voor het betreden van de woning, zulks teneinde de politie in staat te stellen te
controleren of C inderdaad niet in de woning aanwezig was. Daarbij is de vreemdeling in de woning aangetroffen en naar zijn identiteit gevraagd en is hij verzocht zich te legitimeren. Daarbij bleek dat de vreemdeling, die ontkende C
te zijn, niet in het bezit was van enig identiteitsdocument. De vreemdeling is vervolgens vreemdelingrechtelijk staande gehouden en overgebracht naar een plaats bestemd voor verhoor.
De rechtbank overweegt ambtshalve dat niet is gesteld, noch gebleken dat de persoon, die de deur opende, niet bevoegd was toestemming te verlenen tot het binnentreden van de woning. Ter zitting daarnaar gevraagd heeft de vreemdeling
verklaard geen bewoner te zijn van het onderhavige pand. Daarmee staat tevens vast dat het binnentreden van de woning, gelet op het bepaalde in de Algemene wet op het binnentreden, evenmin afhankelijk was van toestemming van de
vreemdeling.
In aanmerking genomen voorts de zojuist beschreven specifieke context en de aard van het onderzoek, hetwelk onbetwist deeluitmaakt van de uitoefening van de reguliere politietaak, kan het aan de vreemdeling gedane verzoek zich te
legitimeren, nu dit verzoek diende ter vaststelling of de vreemdeling de waarheid sprak dat hij de gezochte en op hetzelfde adres geregistreerd staande persoon niet was, moelijk anders dan als bevoegd gedaan worden aangemerkt. In
aanmerking genomen de vervolgens ontstane concrete aanwijzingen over illegaal verblijf waren de in artikel 19 Vw gestelde voorwaarden tot staande houding van de vreemdeling vervuld.
De rechtbank volgt de vreemdeling niet in de redenering dat de vreemdeling alvorens voor verhoor te zijn overgebracht nodeloos lang en derhalve onrechtmatig is "opgehouden". Als tijdstip van staande houding vermeldt het
proces-verbaal 1 oktober 2000, omstreeks 10:00 uur en als tijdstip van aanvang van ophouding op het politiebureau 1 oktober 2000, omstreeks 11:30 uur. Noch dit tijdsverloop, noch de omstandigheid dat na aanhouding enige tijd diende
te worden gewacht op de komst van de vreemdelingenpolitie, laat de conclusie toe dat in het onderhavige geval onvoldoende voortvarendheid is betracht en de bewaring deswege behoort te worden opgeheven.