ECLI:NL:RBSGR:2000:AA9195
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen voortduren vrijheidsontnemende maatregel en proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 22 november 2000 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van een vrijheidsontnemende maatregel die aan de vreemdeling was opgelegd. De vreemdeling, van Iraanse nationaliteit, had op 27 juni 2000 op de luchthaven Schiphol de toegang tot Nederland geweigerd gekregen, waarna de vrijheidsontnemende maatregel was toegepast. Eerder was er al beroep ingesteld tegen deze maatregel, dat ongegrond was verklaard. De vreemdeling heeft op 26 september 2000 opnieuw beroep ingesteld tegen de voortduren van de maatregel, maar het verzoek om schadevergoeding werd ter zitting ingetrokken.
De rechtbank oordeelde dat het beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de maatregel op 28 september 2000 was opgeheven. De rechtbank benadrukte dat het procesbelang in deze zaak was vervallen, maar dat dit niet afdeed aan de mogelijkheid om verweerder te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank overwoog dat er aanleiding was voor een kostenveroordeling, omdat de niet-ontvankelijkverklaring het gevolg was van de beslissing van verweerder om de maatregel op te heffen. De rechtbank concludeerde dat verweerder niet aannemelijk had gemaakt dat er geen sprake was van tegemoetkomen aan het beroep van de vreemdeling.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten, vastgesteld op ƒ 1.420,--, en deze kosten moeten aan de griffier worden betaald, aangezien de vreemdeling een toevoeging had gekregen op basis van de Wet op de rechtsbijstand. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.