ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8841
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verlenging vergunning tot verblijf na huwelijkbreuk en de beoordeling van werkzekerheid
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Marokkaanse vreemdeling, om verlenging van zijn vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser had eerder een vergunning tot verblijf gekregen op basis van zijn huwelijk met een Nederlandse vrouw, maar na de feitelijke ontwrichting van dit huwelijk verzocht hij om verlenging van zijn verblijf. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat hij beschikte over werk voor een periode van ten minste één jaar. Eiser had een arbeidsovereenkomst die eindigde op 1 januari 1999, wat volgens de verweerder niet voldeed aan de vereisten voor een verlenging van de vergunning.
Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld en aangevoerd dat hij sinds 1995 werkzaam is bij REKO BV en dat de arbeidsovereenkomst niet zomaar kan worden beëindigd. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de door eiser aangevoerde omstandigheden geen aanleiding gaven om van het beleid af te wijken. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de verlenging van de vergunning in strijd was met de beginselen van deugdelijke motivering zoals neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen van de rechtbank. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op f. 1.420,--. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige beoordeling van de omstandigheden van de vreemdeling in het kader van de verlenging van een verblijfsvergunning, vooral na de verbreking van een huwelijk.