ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8839

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
28 juni 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/4538
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een vreemdeling na MTV-controle in de Thalys

In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 28 juni 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de rechtmatigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een vreemdeling, die in de Thalys was aangetroffen. De vreemdeling, bijgestaan door zijn advocaat mr. W.B. Knook, betwistte de rechtmatigheid van de controle die plaatsvond naar aanleiding van een tip van het spoorwegpersoneel. De vreemdeling stelde dat de controle onrechtmatig was, omdat het personeel niet bevoegd was om naar identiteitspapieren te vragen. De rechtbank oordeelde echter dat de controle rechtmatig was, aangezien deze plaatsvond na grensoverschrijding en er geen vermenging met binnenlands reizigersverkeer had plaatsgevonden.

De rechtbank overwoog verder dat de Marechaussee bevoegd was om de vreemdeling staande te houden ter vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie, ook zonder een voorafgaande concrete aanwijzing van illegaal verblijf. De rechtbank concludeerde dat de vreemdeling niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en dat er voldoende grond was om te veronderstellen dat hij zich aan zijn uitzetting zou onttrekken. De rechtbank oordeelde dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berustte.

Het verzoek van de vreemdeling om schadevergoeding werd afgewezen, omdat de rechtbank de opheffing van de bewaring niet had bevolen. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de bewaring ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. L.C. Michon, in tegenwoordigheid van griffier mr. J.Th. Lenting, en is openbaar uitgesproken op 28 juni 2000. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te 's-Hertogenbosch
Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
--------------------------------
Uitspraak
--------------------------------
AWB 00/4538 V3
Uitspraak van de rechtbank ingevolge artikel 34a juncto 34j van de Vreemdelingenwet (Vw) in het geschil tussen:
A, volgens zijn verklaring geboren op [...] 1968 en van Turkse nationaliteit, thans verblijvende in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling
en
de Staatssecretaris van Justitie, hierna te noemen: verweerder.
Zitting: 27 juni 2000.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde,
mr W.B. Knook, advocaat te Bergen op Zoom.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. P. van Zijl.
Als tolk in de Turkse taal was aanwezig P.A.L. Bosscha Erdbrink Kuipers.
I. PROCESVERLOOP
Bij bevel tot bewaring van 23 mei 2000 is de vreemdeling op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet (Vw) in bewaring gesteld, terwijl op diezelfde datum zijn uitzetting is gelast.
Bij kennisgeving ex artikel 86 Vreemdelingenbesluit van 19 juni 2000, op diezelfde datum ontvangen ter griffie van de rechtbank, heeft verweerder bericht dat de vreemdeling sedert vier weken in bewaring verblijft zonder beroep te
hebben ingesteld tegen de maatregel tot bewaring. Deze kennisgeving wordt gelijkgesteld met een eerste beroep als bedoeld in artikel 34a, tweede lid van de Vw.
II. OVERWEGINGEN
Namens de vreemdeling is aangevoerd dat de controle in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) in de Thalys, stilstaand op het perron van Roosendaal, ten onrechte heeft plaatsgevonden. De controle vond plaats naar
aanleiding van een tip van het Thalys-spoorwegpersoneel, dat niet bevoegd is naar identiteitspapieren te vragen. De staandehouding is daarmee onrechtmatig. Verzocht is om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
De vreemdeling is staandegehouden in het kader van een MTV-controle, die direct na grensoverschrijding heeft plaatsgevonden voordat de vertrekkende passagiers waren ingestapt. Derhalve had nog geen vermenging met het binnenlands
reizigersverkeer plaatsgevonden. Voorts vond de controle integraal plaats in de rijtuigen 15 en 18, zijnde een gedeelte van de trein, omdat het gezien het reizigersaanbod niet mogelijk was de gehele trein te controleren. Daarmee is
aan alle vereisten voor het Mobiele Toezicht voldaan.
Ter zitting is gebleken dat de Marechaussee tot controle is overgegaan
naar aanleiding van een tip van het spoorwegpersoneel, dat er zich een groep illegale Turkse Koerden in de trein bevond. Op grond van artikel 19, eerste lid van de Vw mag een MTV-controle worden uitgevoerd zonder een voorafgaande
concrete aanwijzing over illegaal verblijf. Hieruit volgt dat ook zonder de tip van het spoorwegpersoneel door de Marechaussee gecontroleerd had mogen worden. Voorzover het spoorwegpersoneel (onbevoegd) naar een legitimatiebewijs
heeft gevraagd, volgt hieruit derhalve niet dat de Marechaussee niet bevoegd was na grensoverschrijding, personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. De rechtbank is
derhalve van oordeel dat de staandehouding rechtmatig is geschied.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berust. De vreemdeling beschikt blijkens de gedingstukken namelijk niet over een geldige titel tot verblijf, noch over voldoende middelen van
bestaan. Tijdens het onderzoek aan lichaam en kleding is een Turkse identiteitskaart (Nufus) aangetroffen, die de vreemdeling na zijn staandehouding kennelijk niet wilde tonen.
Daarenboven heeft de vreemdeling verklaard dat hij wist dat hij illegaal in Nederland verbleef, maar dat hij zich niet wilde melden bij de politie in Nederland.
Op grond van deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank voldoende grond te concluderen dat er een ernstig vermoeden bestaat dat de vreemdeling zich aan zijn uitzetting zal onttrekken.
Uit de gedingstukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verweerder de Italiaanse autoriteiten, in het kader van de Overeenkomst van Dublin, heeft verzocht om overname van de vreemdeling ter behandeling van zijn eerder in
Italië ingediende asielaanvraag. Blijkens de bijlage bij het faxbericht van verweerder van 26 juni 2000 is deze Dublin-claim gehonoreerd en zal verweerder nader worden geïnformeerd over de datum van overdracht. Naar het oordeel van
de rechtbank bestaat er vooralsnog voldoende zicht op uitzetting en handelt verweerder hiermee voldoende voortvarend.
Ook overigens is de rechtbank van oordeel, gelet op de stukken en het verhandelde ter zitting, dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring niet in strijd is met de Vw en evenmin bij afweging van alle daarbij betrokken
belangen in redelijkheid ongerechtvaardigd is te achten.
Het namens de vreemdeling ingediende verzoek om schadevergoeding zal worden afgewezen, nu in gevolge artikel 34j van de Vw een dergelijk verzoek slechts kan worden toegewezen indien de rechtbank de opheffing
van de bewaring beveelt, hetgeen in casu niet het geval is.
Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Mitsdien wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING
De rechtbank,
verklaart het beroep gericht tegen de bewaring ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus gewezen door mr. L.C. Michon, in tegenwoordigheid van mr. J.Th.
Lenting als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juni 2000.
Mr. J.Th. Lenting is buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding.
Verweerder kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 449 en 451a van het
Wetboek van Strafvordering bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage (zittingplaats:
's-Hertogenbosch).
Afschriften verzonden: 13 juli 2000
IS