ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8837
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Th.C.M. Hendriks-Jansen
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, geboren in 1965 en van Algerijnse nationaliteit, die momenteel verblijft in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg. De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. S.A.M. Fikken. De Staatssecretaris van Justitie, vertegenwoordigd door C.M.E. Bakker, is ook aanwezig. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de inbewaringstelling van de vreemdeling op een juiste grondslag berustte en dat de voortzetting van de bewaring tot nu toe rechtmatig was. De kern van de zaak is de vraag of er nog steeds voldoende zicht op uitzetting van de vreemdeling bestaat en of de verweerder voldoende voortvarend handelt om de uitzetting te effectueren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling in het verleden is gepresenteerd bij de Algerijnse autoriteiten, maar dat hij niet de Algerijnse nationaliteit bezit. Vervolgens is hij op 28 mei 1999 bij de Marokkaanse autoriteiten gepresenteerd, waar een onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit nog steeds gaande is. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting bestaat, mede omdat het haar bekend is dat laissez passers door de Marokkaanse autoriteiten kunnen worden afgegeven, zelfs na een langdurig onderzoek.
De rechtbank overweegt verder dat de Vreemdelingenwet geen maximum stelt aan de duur van de bewaring, maar dat de belangen van de vreemdeling naarmate de tijd verstrijkt zwaarder dienen te wegen. In dit geval is de rechtbank van oordeel dat de vreemdeling zelf bijdraagt aan de vertraging van het onderzoek naar zijn identiteit en nationaliteit door zijn onduidelijke verklaringen. De rechtbank oordeelt dat de verweerder in redelijkheid het belang om de vreemdeling in bewaring te houden heeft kunnen laten prevaleren boven het belang van de vreemdeling om in vrijheid te worden gesteld. De rechtbank verklaart het beroep van de vreemdeling tegen de bewaring ongegrond.