ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8383
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- H.J. Buijsman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak van Iraanse vluchteling
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 22 september 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening van een Iraanse vluchteling, hierna verzoeker genoemd. Verzoeker had eerder een aanvraag om toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf ingediend, welke door de Staatssecretaris van Justitie was afgewezen. De president heeft de procedure gevolgd na een eerdere afwijzing van een voorlopige voorziening op 20 mei 1996, waarbij was vastgesteld dat verzoeker geen vluchteling was in de zin van het Vluchtelingenverdrag. De president heeft de nieuwe aanvraag van verzoeker beoordeeld, waarbij hij zich baseerde op de documenten die verzoeker had overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas. De president heeft vastgesteld dat de documenten niet authentiek waren en dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij gegronde redenen had te vrezen voor vervolging in Iran.
De president heeft ook het beroep van verzoeker op het gelijkheidsbeginsel beoordeeld, maar oordeelde dat de omstandigheden in de door verzoeker aangehaalde zaken niet vergelijkbaar waren met zijn eigen situatie. De president heeft de belangen van de Minister van Buitenlandse Zaken in overweging genomen, die had aangegeven dat openbaarmaking van de onderliggende stukken niet mogelijk was vanwege de bescherming van bronnen en methoden. Uiteindelijk heeft de president geoordeeld dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren die verzoeker aanspraak gaven op een vergunning tot verblijf. De president heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij gedwongen verwijdering naar Iran een reëel risico liep op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM.
De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De president heeft de zaak afgesloten met de conclusie dat verzoeker niet in aanmerking komt voor de gevraagde voorzieningen.