ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8381
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toelating van vreemdeling met Indonesische nationaliteit en vrijstelling van mvv-vereiste
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Indonesische vreemdeling, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser heeft op 24 februari 1999 een aanvraag ingediend bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, met als doel verblijf bij zijn Nederlandse echtgenote. Deze aanvraag werd op 20 april 1999 buiten behandeling gesteld, waarna eiser bezwaar maakte. Het bezwaar werd op 9 juni 1999 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank op 5 juli 1999, waarin hij verzocht om vernietiging van het besluit en om vrijstelling van het mvv-vereiste.
De rechtbank heeft de zaak versneld behandeld en op 28 april 2000 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, terwijl de verweerder vertegenwoordigd werd door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiser voerde aan dat er klemmende redenen van humanitaire aard zijn die toelating rechtvaardigen en dat hij vrijgesteld dient te worden van het mvv-vereiste. Hij beroept zich op de hardheidsclausule van artikel 16a van de Vreemdelingenwet, omdat hij in een kwetsbare positie verkeert en niet terug kan keren naar Indonesië.
De rechtbank oordeelt dat de enkele verwijzing door verweerder naar de asielprocedure onvoldoende is om het beroep op de hardheidsclausule te verwerpen. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet deugdelijk is gemotiveerd en vernietigt dit besluit. Verweerder moet opnieuw beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de overwegingen van de rechtbank. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op f 1420,-, en het griffierecht wordt vergoed.