ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8378
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- W.J. van Bennekom
- J.Th.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schorsing van uitzetting van vreemdeling met Turkse nationaliteit
In deze zaak verzocht een vreemdeling met de Turkse nationaliteit, geboren in 1968, de rechtbank om de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn uitzetting niet achterwege te laten, te schorsen. De vreemdeling had op 10 juni 1999 een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, welke op 20 april 2000 was afgewezen. Hij maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar werd geïnformeerd dat zijn uitzetting niet zou worden uitgesteld. Op 1 mei 2000 diende hij een verzoekschrift in bij de rechtbank om de uitzetting te schorsen totdat op zijn bezwaar was beslist. De rechtbank ontving op 7 juni 2000 de stukken van de verweerder, die op 20 juni 2000 concludeerde tot afwijzing van het verzoek.
De president van de rechtbank moest beoordelen of de beslissing om de uitzetting niet achterwege te laten, onrechtmatig was. Dit zou het geval zijn als het belang van de verweerder bij onmiddellijke uitvoering van de beslissing niet opwoog tegen het belang van de verzoeker bij de gevraagde voorziening. De president overwoog dat de verzoeker in 1989 Nederland was ingereisd en op 28 november 1991 was verwijderd. Hij was echter in december 1991 opnieuw Nederland binnengekomen en had sindsdien in Nederland gewoond. De verzoeker voerde aan dat hij klemmende redenen van humanitaire aard had om in Nederland te blijven, en overhandigde bewijsstukken ter ondersteuning van zijn stelling.
De president concludeerde dat de verzoeker niet voldoende had aangetoond dat hij ononderbroken in Nederland had verbleven sinds 1 januari 1992, zoals vereist door het beleid. De president oordeelde dat de beslissing van de verweerder om de uitzetting niet achterwege te laten, onrechtmatig was, en wees het verzoek toe. De rechtbank verbood de verweerder om de verzoeker uit Nederland te verwijderen zolang er geen beslissing was genomen op het bezwaar. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de verzoeker en werd het griffierecht vergoed.