ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8372
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf voor een Joegoslavische nationaliteit
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, A, geboren in 1972 en van Joegoslavische nationaliteit, om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf. Eiser heeft op 12 november 1993 zijn aanvragen ingediend, maar deze zijn door de Staatssecretaris van Justitie op 5 augustus 1994 afgewezen. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 20 december 1996 niet-ontvankelijk verklaard. In januari 2000 heeft de Staatssecretaris aangegeven de eerdere beschikking te willen intrekken, maar op 16 maart 2000 werd het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 1 augustus 2000 de openbare behandeling van het beroep gehouden, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. J. Hofstede, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. M.E.C. Bakker.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Eiser heeft gesteld dat hij vreest voor vervolging vanwege zijn etnische afkomst en zijn betrokkenheid bij de oppositiepartij LDK. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij daadwerkelijk te vrezen heeft voor vervolging. De rechtbank wijst erop dat de situatie in Kosovo na het beëindigen van het conflict is verbeterd en dat er geen bewijs is dat eiser behoort tot een van de uitzonderingsgroepen die recht geeft op vluchtelingenstatus. Bovendien heeft eiser niet overtuigend aangetoond dat hij een oproep voor militaire dienst heeft ontvangen, wat zijn claim voor vluchtelingenstatus zou ondersteunen.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris terecht heeft geweigerd om eiser een vergunning tot verblijf te verlenen op basis van het driejarenbeleid, omdat eiser een transactie heeft geaccepteerd voor een strafbaar feit. De rechtbank verklaart het beroep van eiser gegrond, vernietigt de beschikking van 16 maart 2000 en draagt de Staatssecretaris op om nieuwe beschikkingen te geven met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.