ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
parketnummer 09-757.161.00
's-Gravenhage, 14 november 2000.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in
strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van
de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [datum] 1980 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Complex Scheveningen, Huis van Bewaring (unit 1), te 's-Gravenhage,
in verzekering gesteld op 11 mei 2000 en
in voorlopige hechtenis ge-steld op 16 mei 2000.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 31 oktober 2000 en 1 november 2000.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr B.J. Oort, is ver-schenen en gehoord.
Er hebben zich zes benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Reddingius heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 2. prima-ir telastgelegde wordt vrijgesproken en dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. primair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 jaar met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggeno-men personenauto aan hem zal worden teruggegeven.
De officier van justitie heeft ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen het volgende geconcludeerd:
- toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen mrs. [benadeelde partij 1] en mrs. [benadeelde partij 2];
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] tot een bedrag van ¦ 7.500,= aan immateriële schade en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4] tot een bedrag van ¦ 7.500,= aan im-materiële schade, een bedrag van ¦ 500,= aan materiële schade en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige;
- toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 5];
- toewijzing van de vordering van de benadeelde [benadeelde partij 6] tot een bedrag van ¦ 1.114,= aan materiële schade en niet-ontvankelijk verklaring voor het overige.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de inge-voegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 2. primair is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewezenverklaring
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen - elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft - staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. primair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. primair vermelde feiten heeft begaan, met dien ver-stande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
De rechtbank merkt hierbij in het bijzonder op dat in het onder 2. subsidiair telastgelegde in de 5e regel na "lijken" de passage "te weten de stoffelijke overschotten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]" is weggevallen. Nu deze passage wel in het onder 2. primair telastgelegde is opgenomen, beschouwt zij het weglaten van deze passage als een kennelijke vergissing en komt zij na herstel tot een bewezenverklaring van deze passage.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Strafbaarheid van de verdachte
De raadsman van verdachte heeft ten aanzien van de feiten 1., 2. en 3. namens hem een beroep op psychische overmacht gedaan door te stellen dat van verdachte in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs niet gevergd kon worden dat hij weerstand zou bieden tegen de psychische dwang, uitgevoerd door mededader M. [mededader]. Onder de druk van houding en gedragingen van die [mededader] en de gevolgen daarvan ontstond een situatie waarvan gesteld kan worden dat de wilsvrijheid van verdachte met betrekking tot die feiten was aangetast.
De rechtbank verwerpt dit beroep.
Dat verdachte door het optreden van zijn mededader onder druk stond is aannemelijk geworden, maar de rechtbank acht niet aannemelijk dat die druk dusdanig was dat van verdachte redelijkerwijs niet gevergd kon worden dat hij daaraan weerstand zou bieden.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgron-den aannemelijk zijn geworden.
Strafmotivering
Na te melden straf is in over-een-stemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de ver-dachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is geble-en.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf door de rechtbank het volgende overwo-gen.
Verdachtes mededader [mededader] heeft na een opmerking van één van de latere slachtoffers, waaruit hij heeft afgeleid dat zijn eigen leven en dat van verdachte in gevaar was, met vuurwapens op [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en diens broer [slachtoffer 3] geschoten. Daardoor zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] gedood. Nadat [mededader] geschoten had heeft hij verdachte een mes aangereikt waarmee verdachte de toen reeds zwaar verwonde [slachtoffer 2] in zijn hals heeft gestoken, waarna deze is overleden.
In de daarop volgende dagen hebben verdachte en zijn mededader getracht zich op gruwelijke wijze van de lichamen van de slachtoffers te ontdoen. Uiteindelijk hebben verdachte en zijn mededader hun toevlucht genomen tot brandstichting, in een ultieme poging om mét de stoffelijke resten van hun slachtoffers het gehele appartement in de as te leggen, daarbij op de koop toe nemend dat zij aldus het leven van meer dan honderd bewoners van het flatgebouw en hun bezittingen in de waagschaal stelden. De ontdekking van de slachtoffers en de wijze waarop verdachten getracht hebben sporen uit te wissen, hebben een brede golf van afschuw door de samenleving doen gaan. Door hun handelwijze hebben verdachten geen enkel res-pect getoond voor het leven en de lichamen van de drie slachtoffers en voor hun nabestaanden.
Vooral verdachte's mededader [mededader], maar ook verdachte, gebruik-ten gedurende een langere periode onvoorstelbare hoeveelheden verdovende middelen, die in de flat waar verdachte en [mededader] samen met de slachtoffers verbleven, volop voorhanden waren. Aannemelijk is geworden dat mateloos gebruik van verdovende middelen en alcohol een belangrijke rol hebben gespeeld bij het plegen van voornoemde feiten. De rechtbank zal dit uitdrukke-lijk laten meewegen, maar gaat er overigens -evenals de hierna te bespre-ken gedragsdeskun-digen- vanuit dat de feiten volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verdachte was immers op de hoogte van de mogelij-ke gevolgen van het op dergelijke schaal gebruiken van verdovende middelen in combinatie met alcohol en slaapmiddelen.
De rechtbank merkt op dat [mededader] ten opzichte van verdachte duidelijk het initiatief voor voornoemde feiten, met name voor de drie-voudige moord, heeft genomen. Bij de uitvoering werd [mededader] bijgestaan door verdachte. Dit onderscheid laat de rechtbank tot uitdrukking komen in een aanmerkelijk lagere straf voor verdachte dan voor zijn mededader [mededader].
Het zijn met name de ernst, de gruwelijkheid en de maatschap-pelijke impact van de in de Scheveningse flat gepleegde feiten die de zwaarte van de op te leggen straf hebben bepaald. Dit neemt niet weg dat de overige aan verdachte telastgelegde feiten (twee gewapende overvallen en een poging daartoe) elk op zich en tezamen genomen een vrijheidsstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen.
Ten aanzien van deze feiten overweegt de rechtbank het navol-gende. Verdachte heeft binnen een tijdsbestek van een maand samen met zijn mededader [mededader] twee gewelddadige gewapende overvallen gepleegd in de woningen van slachtoffers met wie zij zaken deden. Voorts hebben zij getracht op straat een man te beroven waarbij deze de indruk kreeg dat er een vuurwapen op hem gericht werd. Verdachte en zijn mededader hebben een verregaande inbreuk gemaakt op de psychische en fysieke integriteit van hun slachtoffers. Naast de gevolgen die de directe slachtof-fers van deze feiten (kunnen) ondervin-den, worden door derge-lijke feiten ook de in de samenleving levende gevoelens van angst en onveiligheid bevestigt en versterkt.
De rechtbank heeft gelet op de inhoud van het rapport van psycholoog drs. F.G. Schilder van 24 oktober 2000 en het rapport van psychiater dr. B.A. Blansjaar van 23 augustus 2000 alsmede de inhoud van de door hen als getuige-deskundigen respectievelijk ter terechtzitting van 31 oktober 2000 en 1 november 2000 afgelegde verklaringen.
Beiden achten de telastgelegde -en thans bewezenverklaarde- feiten volledig aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusies over en maakt deze tot de hare.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van de Triple/milieurapportage van de Reclassering Nederland, ressort Den Haag, d.d. 30 augustus 2000, betreffende verdachte.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, omdat zij verdachte vrijspreekt van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen de uitzonderlijke situatie waarin de feiten gepleegd zijn, waarbij niet valt aan te nemen dat verdachte ooit weer in soortgelijke door een combinatie van factoren bepaalde omstandigheden zal komen te verkeren. Ook de rapportages van de deskundigen geven geen indicatie van een groot gevaar voor herhaling. Tenslotte is de jeugdige leeftijd van verdachte in dit verband voor de rechtbank van belang. De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, een vrijheidsstraf voor de duur van 10 jaar, passend en geboden.
Het inbeslaggenomen voorwerp
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen personenauto.
De vorderingen benadeelde partijen
Mrs. [benadeelde partij 1], wonende [adres] Ireland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding.
Naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is deze vordering als volgt opgebouwd: crematiekosten van de fa. J. Henning ten behoeve van wijlen de heer [slachtoffer 2] in totaal ¦ 6.592,44, crematie-kosten van de fa. J. Henning ten behoeve van wijlen de heer [slachtoffer 3] in totaal ¦ 6.217,44 en een rekening van O'Heney's Undertakers in totaal £ 2374.00 Irish Pounds.
Voorzover deze vordering betrekking heeft op de crematiekosten van de fa. J. Henning ten behoeve van wijlen de heer [slachtoffer 2] ad ¦ 6.592,44 en de crematiekosten van O'Heney's Undertakers ten behoeve van wijlen [slachtoffer 2] ad £ 1137.00 Irish Pounds, zijnde de helt van £ 2374,00 Irish Pounds, is zij eenvoudig van aard, en vindt zij rechtstre-eks haar grondslag in het bij dag-vaarding onder 1. primair aan verdachte telastgelegde en bewezen-verklaarde feit, en is door de verdediging niet weersproken.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij in zoverre ontvankelijk is in haar vordering en zal dit deel van de vordering toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien niet rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1. primair bewezen verklaarde feit, nu verdachte immers wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer 3].
Mrs. [benadeelde partij 2], wonende [woonplaats], Ireland, heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vor-dering tot schadevergoeding.
Naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is deze vordering als volgt opgebouwd: de crematiekosten van de fa. J. Henning ten behoeve van wijlen de heer [slachtoffer 1] in totaal
¦ 6.592,44 en een rekening van O'Heney's Undertakers in totaal
£ 2993-45 Irish Pounds.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien niet rechtstreeks schade is toegebracht door het onder 1. primair bewezen verklaarde feit, nu verdachte immers wordt vrijgesproken van betrokkenheid bij de moord op [slachtoffer 1].
[benadeelde partij 3], wonende [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 17.387,50.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de posten "ontvreemde horloges, munten, contanten - met uitzondering van de bij de aangifte opgegeven ¦ 1.000,= - en schade aan inboedel" zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien dit deel van de vordering door de verdediging is weersproken, en niet een-voudig van aard is.
Het overige deel van de vordering is eveneens door de ver-dediging weersproken, maar is een-voudig van aard. Naar uit het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken vindt deze vordering rechtstre-eks haar grondslag in het bij dagvaarding onder 4. telast-gelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank stelt vast dat de bena-deelde partij door de han-delingen van verdachte naast materiële schade zonder enige twijfel immateriële schade heeft geleden. De rechtbank acht gelet op het voorgaande een bedrag van ¦ 1.000,=, zijnde immateriële schadevergoeding voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Tenslotte zal de rechtbank als materiële schadevergoeding voornoemd bedrag van ¦ 1.000,= toewijzen.
[benadeelde partij 4], wonende [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 10.640,=.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de posten "mobiele telefoon en reiskosten" zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vorder-ing tot schadever-goeding, aangezien dit deel van de vordering door de verdediging is weersproken, en niet eenvoudig van aard is.
Het overige deel van de vordering is eveneens door de ver-dediging weersproken, maar is een-voudig van aard. Naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken vindt deze vordering rechtstreeks haar grondslag in het bij dagvaarding onder 4. telastgelegde en bewezen-verklaarde feit. De r-echtbank stelt vast dat de benadeelde partij door de handelingen van ver-dachte zonder enige twijfel immateriële schade heeft gele-den. De rechtbank acht gelet op het voorgaande een bedrag van ¦ 1.000,=, zijnde immateriële schadever-goeding voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag aan immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
[benadeelde partij 5], wonende [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 5.860,=.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de posten "1 draagbare telefoon en 1 visa kaart" zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering door de verdediging is weersproken, en niet eenvoudig van aard is.
Het overige deel van de vordering, te weten de post "contanten", vindt voor een deel, te weten ¦ 4.000,=, naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken rechtstreeks haar grondslag in het
bij dagvaarding onder 5. telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht gelet op het voorgaande een bedrag van ¦ 4.000,=, zijnde materiële schadevergoeding voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het meer gevorderde bedrag aan materiële schade niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
[benadeelde partij 6], wonende [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd terzake van de vordering tot schadevergoeding, groot ¦ 24.426,99.
Voorzover de vordering betrekking heeft op de posten "circa 150 uurwerken, sleutels en sloten, leren overjas, horloge Rolex Date Just, pink ring, aktentas, agenda, rekenmachine, digital organizer, rijbewijs, paspoort, portefeuille en brieventas" zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren, aangezien dit deel van de vordering door de verdediging is weersproken, en niet eenvoudig van aard is.
Het overige deel van de vordering, te weten de posten "G.S.M. en cashgeld", is door de verdediging niet weersproken, en is deels door een bij het Voegingsformulier gevoegde bescheiden gestaafd, en vindt naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken rechtstreeks haar grondslag in het bij dagvaarding onder 5. telastgelegde en bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht gelet op het voorgaande een bedrag van in totaal ¦ 2.292,=, zijnde materiële schadevergoeding voor toewijzing vatbaar.
Voorzover bovengenoemde vorderingen zullen worden toegewezen, zal de recht-bank telkens bepalen dat voorzover verdachtes mededader [mededader] bedoelde bedragen zal hebben betaald, verdachte door die betaling zal zijn bevrijd.
De toepasselijke wetsartikelen
De artikelen 45, 47, 57, 151, 157, 289, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 2. primair telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1. primair, 2. subsidiair, 3., 4., 5. en 6. primair telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
feit 1. primair:
MEDEPLEGEN VAN MOORD;
feit 2. subsidiair:
MEDEPLEGEN VAN POGING TOT EEN LIJK VERBRANDEN EN VERNIETIGEN, MET HET OOGMERK OM HET FEIT EN DE OORZAAK VAN HET OVERLIJDEN TE VERHELEN, MEERMALEN GEPLEEGD;
feit 3.:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS
EN
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
feit 4.:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN, VERGEZELD EN GEVOLGD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN EN OM BIJ BETRAPPING OP HETERDAAD, AAN ZICHZELF EN ANDERE DEELNEMERS AAN HET MISDRIJF DE VLUCHT MOGELIJK TE MAKEN EN HET BEZIT VAN HET GESTOLENE TE VERZEKEREN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 5.:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN EN VERGEZELD VAN GEWELD EN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN EN GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
feit 6. primair:
POGING TOT DIEFSTAL, VERGEZELD VAN BEDREIGING MET GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 10 JAAR;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voor-lopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de hem onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
gelast de teruggave aan verdachte van de blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een personenauto, kenteken [nummer], Peugeot 205, kleur blauw;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijmrs. [benadeelde partij 1] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan mrs. [benadeelde partij 1], wonende te [adres] Ireland een bedrag van ¦ 6.592,44 (zegge: zesduizendenvijfhonderdentweeënnegentig gul-den en vierenveertig cent) en een bedrag van £ 1137.00 (zegge: eenduizend-eneenhonderdenzevenendertig Irish Pounds) met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij mrs. [benadeelde partij 1] voor het overige niet-ontvan-kelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
bepaalt dat de benadeelde partij mrs. [benadeelde partij 2] niet-ontvan-kelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 3], wonende [woonplaats], een bedrag van ¦ 2.000,= (zegge: tweeduizend gulden), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerleg-ging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] voor het overige niet-ontvan-kelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij
[benadeelde partij 4] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 4], wonende [woonplaats], een bedrag van ¦ 1.000,= (zegge: eenduizend gulden), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerleg-ging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 4] voor het overige niet-ontvan-kelijk is in haar vordering tot schadevergoe-ding, en dat deze haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 5] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 5], wonende [woonplaats], een bedrag van ¦ 4.000,= (zegge: vierduizend gulden), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerleg-ging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 5] voor het overige niet-ontvan-kelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 6] deels toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde partij 6], wonende [woonplaats], een bedrag van ¦ 2.292,= (zegge: tweeduizendentweehonderdentweeënnegentig gulden), met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 6] voor het overige niet-ontvan-kelijk is in zijn vordering tot schadevergoeding, en dat deze zijn vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
met bepaling ten aanzien van bovengenoemde (deels) toegewezen civiele vorderingen dat indien en voorzover verdachtes mededader [mededader] voormeld(e) bedrag(en) zal hebben betaald, verdachte door die betaling(en) zal zijn bevrijd;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard;
spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs De Vries, voorzitter,
Van Veen en Rabbie, rechters,
in tegenwoordigheid van Ligthart, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 november 2000.