ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8069
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van het beroep inzake de afwijzing van een vergunning tot verblijf voor een Turkse vreemdeling
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Turkse vreemdeling, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser heeft op 17 september 1998 een aanvraag ingediend bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland om bij zijn vader, C, te verblijven. Deze aanvraag werd op 18 januari 1999 afgewezen. Eiser maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd op 2 april 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser op 19 april 1999 beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep versneld zou behandelen. Tijdens de zitting op 30 juni 2000 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en verweerder werd vertegenwoordigd door een gemachtigde van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke gezinsband tussen eiser en zijn vader, referent C, is verbroken, omdat referent sinds december 1994 in Nederland verblijft en eiser in Turkije is gebleven. Eiser heeft aangevoerd dat zijn grootmoeder niet meer voor hem kan zorgen, wat zijn komst naar Nederland rechtvaardigt. Verweerder heeft echter gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een andere beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder ten onrechte de aanvraag van eiser niet volledig inhoudelijk heeft getoetst en dat de verwijzing naar eerdere besluiten van de Minister van Buitenlandse Zaken niet geldig was, omdat deze niet dezelfde bestuursorgaan zijn.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank heeft ook bepaald dat de Staat der Nederlanden de kosten van de rechtsbijstand van eiser moet vergoeden, evenals het griffierecht.