ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8052
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A. Stehouwer
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Sri Lanka
In deze zaak verzocht de Sri Lankaanse A, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.R. van der Linde, om een voorlopige voorziening in het kader van zijn uitzetting naar Sri Lanka. A was in 1994 Nederland binnengekomen en had sindsdien verschillende aanvragen gedaan voor een verblijfsvergunning, die steeds waren afgewezen. De president van de rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 18 april 2000 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening, waarbij de president oordeelde dat de uitzetting van A op 12 januari 2000 rechtmatig was. De president baseerde zijn oordeel op eerdere uitspraken en de afwijzing van A's aanvragen, waarbij werd gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden.
De president overwoog dat A's situatie in Colombo, waar hij na zijn uitzetting verbleef, niet zodanig was dat hij niet kon afwachten wat de uitkomst van zijn bezwaarprocedure zou zijn. Er was geen bewijs dat A in Sri Lanka werd bedreigd met strafrechtelijke vervolging of langdurige detentie. De president concludeerde dat A in staat was om de afloop van zijn bezwaarprocedure in Colombo af te wachten en dat er geen noodzaak was voor het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening. De president wees het verzoek af, waarbij hij ook opmerkte dat A zich niet in detentie bevond en dat hij de mogelijkheid had om contact op te nemen met de Nederlandse ambassade.
De uitspraak werd gedaan door mr. A. Stehouwer, als president, en mr. A.A. Autar als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 18 april 2000. De president concludeerde dat er geen proceskosten aan de andere partij konden worden opgelegd, aangezien er geen omstandigheden waren die dit rechtvaardigden.