ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7600

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
13 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/424
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F. Salomon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een aanvraag om een vergunning tot verblijf en de toepassing van het mvv-vereiste

In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Poolse nationaliteit, voor een vergunning tot verblijf in Nederland. Eiseres verblijft sinds 1 november 1990 in Nederland en heeft op 16 juli 1999 een aanvraag ingediend bij de korpschef van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland. Deze aanvraag, gericht op verblijf bij haar partner en het werken tijdens dat verblijf, werd op 24 augustus 1999 door verweerder buiten behandeling gesteld. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar dit bezwaar werd op 21 december 1999 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres op 14 januari 2000 beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en op 29 juni 2000 een zitting gehouden. Eiseres was aanwezig, bijgestaan door haar advocaat, terwijl verweerder vertegenwoordigd werd door een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Eiseres betoogde dat haar aanvraag ten onrechte buiten behandeling was gesteld en dat zij in aanmerking kwam voor vrijstelling van het mvv-vereiste, omdat het haar zou treffen gezien haar langdurig verblijf in Nederland en haar relatie met een Nederlander.

Verweerder stelde echter dat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste, aangezien zij niet beschikte over een geldige mvv en niet tot de vrijgestelde categorieën behoorde. De rechtbank oordeelde dat de handhaving van het mvv-vereiste niet in strijd was met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat verweerder niet verplicht was om een ontheffing te verlenen. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd gedaan op 13 juli 2000.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
enkelvoudige kamer
Uitspraak
artikel 8:70 Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr.: AWB 00/424 VRWET A V2
inzake : A, wonende te B, eiser,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Eiseres, geboren op [...] 1970, bezit de Poolse nationaliteit. Zij verblijft sedert 1 november 1990 als vreemdeling in de zin van de Vw in Nederland. Op 16 juli 1999 heeft eiseres bij de korpschef van de regiopolitie
Amsterdam-Amstelland een aanvraag ingediend om een vergunning tot verblijf met als doel: "verblijf bij partner en werken gedurende dat verblijf". Bij besluit van 24 augustus 1999 heeft verweerder de aanvraag van eiseres buiten
behandeling gesteld. Eiseres heeft tegen dit besluit bij bezwaarschrift van 2 september 1999 bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is bij besluit van 21 december 1999 ongegrond verklaard.
2. Bij beroepschrift van 14 januari 2000 heeft eiseres tegen dit afwijzende besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft partijen meegedeeld het beroep versneld te zullen behandelen. Op 15 maart 2000 zijn de op de
zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 31 mei 2000 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 juni 2000.
Eiseres is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. C. de Wolf, advocaat te Amsterdam. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door gemachtigde mr. B.J. Dijkman, ambtenaar bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders
ministerie. Tevens was de partner van eiseres ter zitting aanwezig.
II. OVERWEGINGEN
1. Aan de orde is de vraag of het bestreden besluit waarbij de aanvraag van eiseres wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) buiten behandeling is gesteld, in rechte stand kan houden.
2. Eiseres meent dat haar aanvraag om verlening van een vergunning tot verblijf ten onrechte door verweerder buiten behandeling is gesteld.
Eiseres meent dat zij in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste, aangezien het op grond van haar individuele omstandigheden van bijzondere hardheid zou getuigen haar het mvv-vereiste tegen te werpen. Hiertoe voert
zij aan dat zij al tien jaren hier woont en (wit)
werkt en al zolang een relatie heeft met de Nederlander C (hierna: C). Voorts stelt eiseres dat zij de Nederlandse taal uitstekend spreekt, volledig geworteld is in de Nederlandse samenleving en de Poolse samenleving volledig is
ontgroeid.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag van eiseres op goede gronden buiten behandeling is gesteld. Vaststaat dat eiseres niet beschikt over een geldige mvv, terwijl zij niet behoort tot een van de categorieën die
voor vrijstelling van het mvv-vereiste in aanmerking komt. In het langdurig verblijf van eiseres hier te lande, de werkzaamheden van eiseres en de relatie van eiseres met C, is onvoldoende reden gelegen om eiseres vrij te stellen
van het mvv-vereiste.
Evenmin is het gestelde dat eiseres uitstekend de Nederlandse taal spreekt en volledig geworteld is in de Nederlandse samenleving, aanleiding om eiseres van het mvv-vereiste vrij te stellen. De handhaving van het mvv-vereiste is
niet in strijd met het bepaalde in artikel 8 van het Europees Verdrag ter bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarbij is van belang dat de handhaving van het mvv-vereiste niet
noodzakelijkerwijs inhoudt dat aan het gezinsleven niet te eniger tijd hier te lande inhoud kan worden gegeven.
Op verweerder rust niet de positieve verplichting om in het kader van het respect voor het familie- en gezinsleven ontheffing te verlenen van het mvv-vereiste.
De rechtbank overweegt het volgende.
4. Ingevolge artikel 16a, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag om een vergunning tot verblijf slechts in behandeling genomen indien de vreemdeling beschikt over een geldige mvv, die aan hem is afgegeven in zijn land van herkomst
of in zijn land van bestendig verblijf. In het derde lid van artikel 16a van de Vw is een zestal categorieën van vreemdelingen van het bezit van een mvv vrijgesteld. Daarnaast zijn in artikel 52a van het Vreemdelingenbesluit (Vb),
nog twaalf categorieën van vreemdelingen genoemd die zijn vrijgesteld.
5. Verder kan krachtens artikel 16a, zesde lid, van de Vw in zeer bijzondere individuele gevallen voor het in behandeling nemen van een aanvraag worden afgezien van de eis van het bezit van een geldige mvv (de zogenoemde
hardheidsclausule).
6. Gesteld noch gebleken is dat eiseres in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv vereiste op één van de gronden zoals genoemd in artikel 16a, derde lid van de Vw of artikel 52a van het Vb.
7. Voorts overweegt de rechtbank dat de toepassing van artikel 16a, zesde lid van de Vw, is beperkt tot zeer uitzonderlijke individuele gevallen.
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat hetgeen eiseres heeft aangevoerd een geslaagd beroep op de hardheidsclausule niet kan dragen.
De door eiseres gestelde persoonlijke feiten en omstandigheden leiden, wat daar ook van zij, noch op zichzelf noch in onderling verband tot de conclusie dat van een dergelijk uitzonderlijk geval sprake is. Evenmin is gebleken dat
van eiseres in redelijkheid niet kan worden gevergd dat zij naar Polen reist om aldaar een mvv aan te vragen.
8. Nu eiseres niet voor vrijstelling van het mvv vereiste in aanmerking komt, en het beroep op de hardheidsclausule niet slaagt, is de rechtbank van oordeel dat verweerder gehouden is de aanvraag om toelating buiten behandeling te
stellen op grond van artikel 16a, eerste lid, van de Vw.
9. Gesteld noch gebleken is dat het besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen een schending met zich mee brengt in de zin van artikel 8 EVRM.
10. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder terecht en zonder in strijd te komen met enige rechtsregel heeft besloten de aanvraag buiten behandeling te stellen. Op grond van hetgeen hiervoor is
overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
11. Van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden
veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2000, door mr. F. Salomon, rechter, in tegenwoordigheid van R.A. Kok, griffier.
Afschrift verzonden op:
Conc.: RK
Coll:
Bp:
D: B
110497