ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7599
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- C.W. Rang
- J.P. Smit
- F. Salomon
- Rechtspraak.nl
Toelating van Kameroense kinderen tot Nederland in het kader van gezinshereniging
In deze zaak gaat het om de aanvraag van drie Kameroense kinderen, A, B en C, om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, ingediend door hun moeder D. De aanvraag werd op 9 december 1998 ingediend bij de Nederlandse ambassade in Kameroen, met als doel om bij hun moeder en haar Nederlandse partner te verblijven. De aanvraag werd op 8 juni 1999 afgewezen, waarna de eisers bezwaar maakten. Het bezwaar werd ongegrond verklaard op 16 december 1999, wat leidde tot een beroepschrift van de eisers op 7 januari 2000. De rechtbank heeft op 6 juni 2000 de zaak behandeld, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. C. Dekker, en de verweerder door mr. T.H.T.W. Zee van het Ministerie van Justitie.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers, die in Kameroen verbleven, een feitelijke gezinsband met hun moeder hebben behouden, ondanks dat zij tijdelijk bij hun grootmoeder waren achtergelaten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder ten onrechte had gesteld dat de feitelijke gezinsband was verbroken. De rechtbank heeft overwogen dat de moeder, D, financieel en moreel verantwoordelijk is gebleven voor de kinderen en dat zij regelmatig contact heeft onderhouden. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit van de verweerder berustte op een onjuiste feitelijke grondslag en heeft het besluit vernietigd. De rechtbank heeft de verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van de eisers toegewezen, begroot op f 1.420,=, en het griffierecht van f 225,= vergoed door de Staat der Nederlanden. De uitspraak is gedaan op 20 juni 2000.