ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7590
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot vergunning tot verblijf voor Iraakse vreemdeling
In deze zaak heeft de president van de Rechtbank 's-Gravenhage op 31 juli 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Iraakse vreemdeling, hierna verzoeker genoemd. Verzoeker had op 15 oktober 1997 aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf. In eerste instantie werd hem een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) verleend, maar deze werd op 11 oktober 1999 ingetrokken door de Staatssecretaris van Justitie, verweerder in deze procedure. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze intrekking en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat zijn uitzetting uit Nederland zou worden opgeschort totdat op zijn bezwaar was beslist.
De president heeft in zijn overwegingen de relevante wetgeving, waaronder de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Vreemdelingenwet (Vw), besproken. Hij heeft vastgesteld dat de intrekking van de vvtv door verweerder was gebaseerd op een beleidswijziging die op 20 november 1998 was aangekondigd, waarbij het beleid ten aanzien van Irakezen was gewijzigd. De president heeft geoordeeld dat verzoeker, gezien zijn afkomst uit Centraal-Irak en de omstandigheden daar, een redelijke kans heeft dat zijn bezwaar tegen de intrekking van de vvtv slaagt. Hij heeft daarbij gewezen op de noodzaak voor verweerder om te onderzoeken of het in redelijkheid van verzoeker kan worden verlangd dat hij zich hervestigt in Noord-Irak, waar hij geen directe familie of banden heeft.
De president heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat de uitzetting van verzoeker achterwege blijft totdat op zijn bezwaar is beslist. Tevens heeft hij verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn begroot op f 1.420,-. Deze uitspraak is gedaan in het openbaar en ondertekend door de president en de griffier.