ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7582
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rechtsgeldigheid van asielaanvraag en voortzetting van bewaring van vreemdeling
In deze zaak, behandeld door de Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage, gaat het om de rechtmatigheid van de bewaring van een vreemdeling, A, die in het Huis van Bewaring te Tilburg verblijft. De vreemdeling, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M. Bouman, heeft op 15 mei 2000 in bewaring gesteld te zijn, waarna op 22 mei 2000 de bewaring werd voortgezet. De rechtbank had eerder op 31 mei 2000 al geoordeeld over de rechtmatigheid van de bewaring. De kern van het geschil betreft de vraag of de bewaring vanaf 17 juni 2000 onrechtmatig was, omdat de vreemdeling op 19 mei 2000 een verzoek om toelating als vluchteling had ingediend. De vreemdeling stelt dat de bewaring niet langer gerechtvaardigd was, omdat de beslistermijn van vier weken op 16 juni 2000 verstreken was. De verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, betoogt echter dat de termijn pas op 22 mei 2000 begon te lopen, omdat de vreemdeling pas op die datum een rechtsgeldige aanvraag indiende door middel van een ondertekend model F document.
De rechtbank overweegt dat de aanvraag om toelating als vluchteling pas rechtsgeldig is ingediend op 22 mei 2000. De rechtbank concludeert dat de bewaring van de vreemdeling niet onrechtmatig was, omdat de negatieve beschikking op het verzoek om toelating op 19 juni 2000 binnen de termijn viel. De rechtbank oordeelt verder dat de verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld om tot uitzetting van de vreemdeling te komen, en dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat de bewaring in strijd is met de Vreemdelingenwet of dat deze ongerechtvaardigd is.
De rechtbank verklaart het beroep van de vreemdeling ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, maar er is wel hoger beroep mogelijk tegen de beslissing op het verzoek om schadevergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. E. Kouwenhoven en openbaar uitgesproken op 30 juni 2000.