ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7455
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot niet-inwilliging van aanvraag vergunning tot verblijf en ongewenstverklaring
In deze zaak gaat het om het beroep van eiser, A, geboren in 1956 en van Ghanese nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 15 februari 1999. Dit besluit hield in dat de aanvraag van eiser voor een vergunning tot verblijf op grond van het beleid inzake voortgezet verblijf na verbreking van huwelijk niet werd ingewilligd en dat hij ongewenst werd verklaard. Eiser was eerder veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar en zes maanden wegens een opzettelijk begaan misdrijf, wat leidde tot de ongewenstverklaring. De rechtbank oordeelde dat het huwelijk van eiser op 5 juni 1992 als feitelijk verbroken moest worden beschouwd, waardoor zijn verblijfsstatus op die datum van rechtswege was vervallen. De rechtbank bevestigde dat de ongewenstverklaring op goede gronden was gebaseerd, aangezien eiser niet in aanmerking kwam voor een vergunning tot verblijf op basis van het beleid inzake voortgezet verblijf na verbreking van huwelijk. Eiser had geen bewijs geleverd dat zijn terugkeer naar Ghana onevenredig hard zou zijn. De rechtbank oordeelde dat de bekendmaking van de ongewenstverklaring niet op de juiste wijze had plaatsgevonden, maar dat dit formele gebrek niet leidde tot de ongeldigverklaring van de beslissing. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was om een van de partijen in de proceskosten te veroordelen.