ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7453

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 juli 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/7327
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H. Benthem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige inbewaringstelling van vreemdeling met schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de onrechtmatige inbewaringstelling van een vreemdeling, A, geboren in Georgië, die op 13 juni 2000 in bewaring is gesteld. De rechtbank te 's-Gravenhage heeft op 25 juli 2000 uitspraak gedaan in het beroep tegen deze inbewaringstelling. De vreemdeling was op dat moment in het Huis van Bewaring te Ter Apel. De Staatssecretaris van Justitie had op 10 juli 2000 kennisgegeven van de inbewaringstelling, maar de vreemdeling had geen beroep ingesteld. De rechtbank overweegt dat de vreemdeling pas op 19 juni 2000 is gehoord, terwijl hij op 13 juni 2000 in bewaring is gesteld. Dit betekent dat er zes dagen zijn verstreken zonder dat de vreemdeling is gehoord, wat in strijd is met de vereisten van de artikelen 82 en 83 van het Vreemdelingenbesluit. De rechtbank concludeert dat de vreemdeling niet terstond na de inbewaringstelling is gehoord, wat leidt tot de conclusie dat de inbewaringstelling onrechtmatig is. De rechtbank kent de vreemdeling een schadevergoeding toe van Fl. 6.650,-- voor de dagen die hij onterecht in bewaring heeft doorgebracht. Daarnaast worden de proceskosten van de vreemdeling vergoed, met de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
regnr.: Awb 00/7327 VRWET Z CM
uitspraak: 25 juli 2000
U I T S P R A A K
op het beroep tegen de bewaring op grond van artikel 26 van de Vreemdelingenwet, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
A,
geboren op [...] 1984 te Gali,
Burger van Georgië,
thans verblijvende in het Huis van Bewaring te
Ter Apel.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is op 10 juli 2000 aan de rechtbank kennis gegeven dat de vreemdeling, die op 13 juni 2000 in bewaring is gesteld en daartegen geen beroep heeft ingesteld, ongeveer vier weken in bewaring
verblijft.
Deze kennisgeving moet worden gelijkgesteld met een eerste door de vreemdeling ingesteld beroep tegen de maatregel van bewaring.
De vreemdeling is, bijgestaan door mr. P.L.E.M. Krauth, advocaat te Zwolle, op 18 juli 2000 ter zitting gehoord.
Ter zitting was een tolk in de Georgische taal aanwezig.
Namens de Staatssecretaris van Justitie is drs. E. ten Houten, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst te Zwolle, verschenen.
Verweerder heeft de rechtbank verzocht de bewaring niet op te heffen.
R E C H T S O V E R W E G I N G E N
Het bevel tot bewaring van 13 juni 2000 is gegeven nu de uitzetting van de vreemdeling is gelast en omdat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert, zoals nader in het bevel aangegeven (artikel 26, eerste lid,
aanhef en onder a, Vw).
De rechtbank overweegt vooreerst dat op 18 juli 2000 ter zitting een aanvang is gemaakt met het horen van de vreemdeling. Ter zitting waren een tolk Russisch en een tolk Engels aanwezig, omdat geen tolk in de Georgische taal
beschikbaar was voor die datum. Ter zitting bleek de vreemdeling de Russische taal wel te kunnen verstaan maar deze niet te kunnen spreken. In overleg met de gemachtigde van de vreemdeling is besloten de zaak aan te houden teneinde
een tolk Georgisch op te roepen.
Namens de vreemdeling is aangevoerd dat, nu de vreemdeling eerst op 19 juni 2000 is gehoord in verband met de inbewaringstelling, terwijl hij op 13 juni 2000 in bewaring is gesteld, niet is voldaan aan de vereisten van de artikelen
82 en 83 van het Vreemdelingenbesluit (Vb).
Dat geen tolk Georgisch beschikbaar was, maakt dit niet anders. Niet is immers gebleken dat verweerder al het mogelijke heeft gedaan om een tolk Georgisch in te schakelen. Voorts wordt ondermeer aangevoerd dat verweerder onvoldoende
voortvarend te werk gaat.
Artikel 82, tweede lid, Vb bepaalt dat een vreemdeling terstond na de inbewaringstelling dient te worden gehoord, indien hij niet voorafgaande aan de inbewaringstelling kan worden gehoord. De Vreemdelingendienst heeft gewacht met
het verhoor omdat een tolk in de Georgische taal niet beschikbaar was. Op 13 juni 2000 heeft de Vreemdelingendienst meerdere malen contact gehad met het tolkencentrum en verzocht om een tolk Georgisch danwel een tolk Russisch. Op 14
juni 2000 was een tolk Russisch beschikbaar. Op die datum is gepoogd de vreemdeling een gehoor af te nemen, doch de vreemdeling gaf te kennen de tolk niet te kunnen verstaan. Aangezien een tolk Georgisch eerst op 19 juni 2000
beschikbaar was, is het gehoor in het kader van artikel 26 de vreemdeling op die datum afgenomen.
De stelling van verweerder dat op 14 juni 2000, met behulp van een tolk Russisch, een aanvang is gemaakt met het gehoor in het kader van de inbewaringstelling omdat de vreemdeling, gelet op de rapporten van de nader gehoor, de
Russische taal enigszins machtig is, volgt de rechtbank niet, nu in het proces-verbaal van 14 juni 2000 door de verbalisant wordt gesteld dat de vreemdeling meerdere keren heeft aangegeven dat hij de tolk niet kon verstaan. Ook
duidt de mededeling in voornoemd proces- verbaal dat het niet mogelijk is geweest om de vreemdeling omtrent zijn inbewaringstelling te horen er niet op dat een aanvang is gemaakt met het gehoor. Derhalve is de rechtbank van oordeel
dat het gehoor eerst bij aanwezigheid van de tolk Georgisch, op 19 juni 2000, een aanvang heeft genomen.
Nu er tussen de inbewaringstelling op 13 juni 2000 en het verhoor op 19 juni 2000 zes dagen verstreken zijn, kan niet gezegd worden dat de vreemdeling terstond na de inbewaringstelling is gehoord. Naar het oordeel van de rechtbank
heeft het gehoor te laat plaatsgevonden. Het niet op korte termijn na de inbewaringstelling van de vreemdeling beschikbaar zijn van een tolk Georgisch kan verweerder worden toegerekend, nu dit voor diens risico komt.
De rechtbank is van oordeel dat de in artikel 82, tweede lid, bedoelde verplichting behoort tot de strikte waarborgen waarmee de inbewaringstelling en het horen in het kader van de inbewaringstelling zijn omkleed. Op grond daarvan
moet de bewaring onrechtmatig worden geacht.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden,
waaronder de levensomstandigheden van de vreemdeling, in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig om hem ten laste van de Staat een schadevergoeding van Fl. 200,-- per dag toe te kennen voor de 7 dagen die hij na 14 juni
2000 heeft doorgebracht in een politiecel en FL. 150,-- per dag toe te kennen voor de 35 dagen die hij vervolgens in het Huis van Bewaring heeft doorgebracht. Dit betekent dat een schadevergoeding van Fl. 6.650,-- zal worden
toegekend.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard behoeft hetgeen namens de vreemdeling overigens aangevoerd geen bespreking. Voorts bestaat aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van de door de vreemdeling gemaakte proceskosten,
onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden;
- kent aan de vreemdeling ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding toe van Fl. 6.650,--;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad Fl. 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Aldus gewezen door mr. W.H. Benthem, in tegenwoordigheid van drs. M.P. de Zwart als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2000.
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft de beslissing inzake schadevergoeding. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak hoger beroep
instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in artikel 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, zittingsplaats Zwolle.
Afschrift verzonden: 27 juli 2000
De voorzitter van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage beveelt de tenuitvoerlegging van de in deze uitspraak toegekende schadevergoeding ten bedrage van Fl. 6.650,--.
Aldus gedaan op 25 juli 2000 door mr. W.H. van Benthem, fungerend voorzitter.