ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7440
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buitenbehandelingstelling aanvraag vergunning tot verblijf voor medische behandeling
In deze zaak gaat het om een beroep van eiser, A, geboren op [...] 1974 en van Marokkaanse nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 11 januari 2000. Dit besluit handhaafde de buitenbehandelingstelling van de aanvraag van eiser om een vergunning tot verblijf met als doel medische behandeling. Eiser had op 2 februari 1999 een aanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat de aanvraag buiten behandeling was gesteld omdat eiser niet had voldaan aan de wettelijk vereiste voorwaarden. Eiser's gemachtigde, mr. R.E.J.M. van den Toorn, voerde aan dat de termijn voor het aanvullen van de aanvraag niet duidelijk was, omdat de ontvangen brief van verweerder niet was gedateerd. De rechtbank oordeelde dat verweerder niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de kenbaarheid van de termijn ontbrak. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien en herroept het besluit van 17 maart 1999, waarbij verweerder wordt opgedragen de aanvraag van eiser in behandeling te nemen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op f 1.420,--. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de hoofdzaak gegrond was verklaard. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. M.C.C. van de Schepop, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2000.