ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7439

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 augustus 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/8189
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel van vreemdeling en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een vreemdeling, aangeduid als A, die de Soedanese nationaliteit heeft en op 2 juni 2000 in bewaring is gesteld op basis van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet. De gemachtigde van de vreemdeling, mr. W.J.J. Trooster, heeft op 8 juni 2000 beroep ingesteld tegen de vrijheidsontnemende maatregel en verzocht om schadevergoeding. Op 26 juni 2000 heeft de gemachtigde opnieuw beroep ingesteld en wederom om schadevergoeding verzocht. De vreemdeling is echter op 13 juni 2000 niet meer in bewaring geweest, waardoor de rechtbank zich moest buigen over de rechtmatigheid van de bewaring tot die datum en de mogelijkheid van schadevergoeding op basis van artikel 34j van de Vreemdelingenwet.

De rechtbank overweegt dat het instellen van beroep tegen een besluit als bedoeld in artikel 34a van de Vreemdelingenwet niet aan enige termijn gebonden is, wat voortvloeit uit de grondwettelijke habeas corpusgarantie. De rechtbank stelt vast dat een verzoek om schadevergoeding alleen mogelijk is in samenhang met een beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel. In dit geval heeft de gemachtigde van de vreemdeling op 16 juni 2000 het beroep tegen de inbewaringstelling ingetrokken, wat betekent dat hij rechtens wordt geacht te hebben berust in de rechtmatigheid van de inbewaringstelling.

De rechtbank concludeert dat er binnen het stelsel van rechtsbescherming tegen conservatoire maatregelen geen ruimte is voor een verzoek om schadevergoeding zonder een accessoir beroep tegen de onderliggende maatregel. Het verzoek om schadevergoeding is niet accessoir aan een conservatoire maatregel, waardoor het niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft op 3 augustus 2000 uitspraak gedaan en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 34j Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00/8189 VRWET
Inzake : A, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. W.J.J. Trooster, advocaat te Vlaardingen
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. D. Kuiper, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] 1974 en de Soedanese nationaliteit te hebben.
Op 2 juni 2000 is de vreemdeling in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder c, Vreemdelingenwet (Vw).
Bij beroepschrift van 8 juni 2000, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 9 juni 2000 heeft de gemachtigde van de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld en daarbij tevens verzocht om toekenning van
een schadevergoeding.
Op 13 juni 2000 is de vrijheidsontnemende maatregel door verweerder opgeheven.
Bij brief van 16 juni 2000 heeft de gemachtigde van de vreemdeling het beroep ingetrokken.
Bij beroepschrift van 26 juni 2000, ontvangen ter griffie van deze rechtbank op 27 juni 2000, heeft de gemachtigde van de vreemdeling opnieuw beroep tegen de vrijheidsbenemende maatregel beroep ingesteld en tevens verzocht om
schadevergoeding.
Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 1 augustus 2000. De vreemdeling is aldaar vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
Thans is, gelet op het feit dat eiser zich sedert 13 juni 2000 niet meer in bewaring bevindt nog slechts in geschil of de bewaring tot 13 juni 2000 rechtmatig is geweest en zo nee, of er aanleiding is een schadevergoeding op grond
van artikel 34j Vw toe te kennen.
Namens de gemachtigde van de vreemdeling is aangevoerd dat vanwege de intrekking van het beroepschrift d.d. 16 juni 2000 door de gemachtigde van de vreemdeling de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden.
Echter is hij van mening dat door het indienen van een nieuw beroepschrift d.d. 26 juni 2000 dit gezien moet worden als een nieuwe zaak gericht tegen de vrijheidsontnemende maatregel. Tevens heeft de gemachtigde van de vreemdeling
aangevoerd dat de vreemdeling wel in aanmerking komt voor schadevergoeding aangezien de
vreemdeling langer dan tien dagen in een politiecel heeft doorgebracht.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 35, derde lid, Vw is het instellen van beroep tegen een besluit als bedoeld in artikel 34a Vw niet aan enige termijn gebonden. Ratio van deze bepaling is de grondwettelijke habeas corpusgarantie (artikel 15, tweede
lid, Grondwet), die onder meer inhoudt dat de vreemdeling aan wie zijn vrijheid is ontnomen zich te allen tijde tot de rechter moet kunnen wenden om de rechtmatigheid van zijn vrijheidsbeneming te toetsen.
De rechtbank is van oordeel dat in de opzet en de bewoordingen van artikel 34j Vw tot uitdrukking komt dat een verzoek om schadevergoeding slechts mogelijk is in samenhang met een beroep tegen de onderliggende conservatoire
maatregel, zijnde het schadeveroorzakende besluit.
Uit artikel 34j Vw in samenhang met artikel 6:19, derde lid, Awb, volgt dat opheffing door verweerder van een inbewaringstelling hangende een tegen die maatregel ingesteld beroep niet in de weg staat aan een inhoudelijke afdoening
van het beroep indien de indiener daarbij belang
heeft.
De rechtbank merkt op dat uit de jurisprudentie (RV 1995, 75 r.o. 8) volgt dat bij opheffing van de bewaring door verweerder zonder dat een beroep tegen die maatregel aanhangig is, de vreemdeling de mogelijkheid openstaat alsnog
zodanig beroep in te stellen, met dien verstande dat alsdan moet worden uitgegaan van de in artikel 33c Vw neergelegde beroepstermijn van vier weken te rekenen vanaf de opheffing.
Deze situatie doet zich in de onderwerpelijke zaak echter niet voor. De gemachtigde van de vreemdeling heeft bij brief van 16 juni 2000 zijn tegen de inbewaringstelling gerichte beroep in zijn geheel ingetrokken.
Het resultaat hiervan is dat hij rechtens wordt geacht te hebben berust in de rechtmatigheid van de inbewaringstelling.
Binnen het in de Vw neergelegde stelsel van rechtsbescherming tegen conservatoire maatregelen bestaat geen ruimte voor een verzoek om schadevergoeding zonder accessoir beroep tegen de onderliggende conservatoire maatregel. Het
onderwerpelijk verzoek is niet accessoir aan een conservatoire maatregel zodat het niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHTDOENDE:
Verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2000, in tegenwoordigheid van C. Sontodimedjo, griffier.
afschrift verzonden op: 11 augustus 2000