ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7351
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot vrijheidsontneming en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van een asielprocedure. Verzoeker, een Iraakse nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor toelating als vluchteling, die door de Staatssecretaris van Justitie is afgewezen. De beschikking van 21 juli 2000, die de niet-inwilliging van de aanvraag en de beslissing tot uitzetting bevatte, is het onderwerp van het beroep. Verzoeker verzoekt om schorsing van de uitzetting totdat op het beroep is beslist. De president van de rechtbank heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de bevoegdheid om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist. De rechtbank overweegt dat de AC-procedure, die een snelle afhandeling van asielaanvragen beoogt, niet correct is nageleefd. De beslissing op de asielaanvraag is aan verzoeker uitgereikt op een moment dat de tijdslimiet van 24 procesuren bijna was overschreden, wat in strijd is met het beleid van de verweerder. De president concludeert dat verzoeker hierdoor in zijn belangen is geschaad, ongeacht het feit dat het rechtsmiddel pas na de termijn is ingesteld. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beschikking, waarbij de vrijheidsontnemende maatregel wordt opgeheven. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot schadevergoeding van f 1.450,-- voor de onrechtmatige vrijheidsbeneming en de proceskosten worden toegewezen aan verzoeker. De uitspraak is gedaan door de fungerend president en is openbaar uitgesproken op 4 augustus 2000.