ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7269
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.J. van der Ven
- H.H.A. de Nijs
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot Somalische nationaliteit en uitzetting
In deze zaak verzocht verzoekster, een Somalische vrouw die sinds 1994 in Nederland verblijft, om een voorlopige voorziening om haar uitzetting te voorkomen totdat er een beslissing op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning zou zijn genomen. Verzoekster had eerder een asielprocedure doorlopen, waarbij haar verzoek om een voorlopige voorziening in 1998 was afgewezen. Op 24 november 1999 diende zij een nieuwe aanvraag in voor een verblijfsvergunning op humanitaire gronden, die door de Staatssecretaris van Justitie op 27 december 1999 buiten behandeling werd gesteld. Verzoekster maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar de Staatssecretaris besloot dat de uitzetting niet zou worden opgeschort tijdens de bezwaarprocedure.
De president van de rechtbank oordeelde dat verzoekster niet voldeed aan de voorwaarden voor vrijstelling van het mvv-vereiste, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet. De president concludeerde dat verzoekster niet tot een van de vrijgestelde categorieën behoorde en dat de afwijzing van haar asielaanvraag in rechte vaststond. De president overwoog verder dat de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van reisdocumenten primair bij de vreemdeling ligt en dat verzoekster niet had aangetoond dat zij alle redelijke inspanningen had geleverd om aan reisdocumenten te komen. De president wees erop dat het ontbreken van een Nederlandse vertegenwoordiging in Somalië niet betekende dat verzoekster niet aan haar verplichtingen kon voldoen.
Uiteindelijk verklaarde de president het bezwaar van verzoekster ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, met de overweging dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat de aanvraag terecht buiten behandeling was gesteld. De uitspraak werd gedaan op 13 juni 2000, en tegen deze beslissing stond geen gewoon rechtsmiddel open.