ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7238

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
25 september 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
09/073735-98
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • A. Quadekker
  • M. Knol
  • J. van Harte
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis van de Rechtbank 's-Gravenhage inzake verkeersdelict met dodelijke afloop

Op 25 september 2000 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 7 november 1965, die werd beschuldigd van een verkeersdelict. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie, mr. J.H. Wesselink, een gevangenisstraf van twee jaar eiste. De verdachte was betrokken bij een ongeval waarbij een ander om het leven kwam, en de aanklacht omvatte meerdere telastleggingen, waaronder overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994.

Tijdens de zitting op 11 september 2000 heeft de rechtbank het bewijs tegen de verdachte beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1. primair en 2. telastgelegde feiten had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het subsidiaire feit, namelijk een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij een ander was gedood.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. De rechtbank verklaarde dat de verdachte vrijgesproken werd van de overige telastgelegde feiten. Dit vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. Japenga, en is openbaar gemaakt op dezelfde datum.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-GRAVENHAGE, STRAFSECTOR
MEERVOUDIGE KAMER
VERKORT VONNIS
parketnummer 09/073735-98
's-Gravenhage, 25 september 2000.
De arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op 07 november 1965 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats],
thans u.a.h. gedetineerd in de P.I. De Kantelberg (Unit 4), te 's-Gravenhage,
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 11 september 2000.
De raadsman van verdachte, mr P.J. Hoogendam, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr J.H. Wesselink heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding onder 1. primair en 2. primair telastgelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren.
De telastlegging
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij dagvaarding onder 1. primair en 2. is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
P. M.
De toepasselijke wetsartikelen
Artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
de artikelen 6, 8, 175 (oud), 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing
De rechtbank,
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij dagvaarding onder 1. primair en 2. telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding onder 1. subsidiair telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan het feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste en tweede lid van deze wet
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
veroordeelt verdachte voorts tot:
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 jaren;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard; spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Quadekker, voorzitter,
Knol en Van Harte, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Japenga, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 september 2000.