ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7197
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen buiten behandelingstelling aanvraag verlenging vergunning tot verblijf
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Cubaanse vreemdeling, om verlenging van zijn vergunning tot verblijf in Nederland. Eiser had een vergunning die geldig was tot 8 maart 1999 en diende op diezelfde dag een aanvraag in voor verlenging. De aanvraag werd echter door de korpschef buiten behandeling gesteld omdat eiser niet beschikte over een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar dit werd ongegrond verklaard. Vervolgens stelde eiser beroep in bij de rechtbank, die de zaak versneld behandelde.
Tijdens de zitting op 6 januari 2000 werd eiser bijgestaan door zijn advocaat, mr. P.W. Altenburg. De rechtbank overwoog dat de aanvraag om verlenging van de vergunning tot verblijf ten onrechte buiten behandeling was gesteld. Eiser had zijn aanvraag op de laatste geldige dag ingediend, en de rechtbank oordeelde dat de termijn voor het indienen van de aanvraag, die op een zondag eindigde, verlengd diende te worden tot de eerstvolgende werkdag, in overeenstemming met de Algemene Termijnenwet. De rechtbank vond dat verweerder de aanvraag niet als een aanvraag om eerste toelating had mogen beschouwen, omdat de aanvraag tijdig was ingediend.
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep gegrond. Tevens werd bepaald dat de aanvraag van eiser in behandeling moest worden genomen. De rechtbank veroordeelde de Staat der Nederlanden in de proceskosten van eiser, die op f 1420,- werden begroot. De uitspraak werd gedaan op 2 maart 2000, door rechter W.J. van Bennekom, in aanwezigheid van griffier J.H. van der Winden.