ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7165
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- A.H. van Delden
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over uitkeringscriteria voor vervolgingsslachtoffers Tweede Wereldoorlog
Op 20 september 2000 heeft de Rechtbank 's-Gravenhage uitspraak gedaan in een kort geding tussen een groep eisers en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Financiën. De eisers, bestaande uit acht personen met joodse afstamming, vorderden dat de gedaagde zou worden verboden om een regeling te treffen die individuele uitkeringen zou toekennen op basis van joodse afstamming, waarbij zou worden afgeweken van de wettelijke criteria van de Wet Uitkering Vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (Wuv). De eisers voerden aan dat deze handelwijze onrechtmatig zou zijn en zou leiden tot discriminatie, vooral gezien de gevoeligheid van het onderwerp in relatie tot hun joodse identiteit.
De achtergrond van de zaak ligt in een advies van verschillende commissies aan de regering over de verdeling van een bedrag van 400 miljoen gulden voor vervolgingsslachtoffers. De eisers stelden dat de criteria die door de werkgroep Ensel waren geformuleerd, niet in lijn waren met de Wuv en dat dit hen zou benadelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de gedaagde niet onrechtmatig handelt door andere criteria te hanteren dan die van de Wuv, en dat de voorgestelde regeling een erkenning is van morele aanspraken op basis van de behandeling van vervolgingsslachtoffers na de oorlog.
De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat de criteria voor de uitkeringen niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen en dat er geen sprake is van willekeur of discriminatie. De vordering van de eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in de behandeling van uitkeringscriteria en de erkenning van de complexe geschiedenis van vervolgingsslachtoffers.