ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7025
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vrijheidsontneming van vreemdeling met Portugese nationaliteit
In deze zaak gaat het om een vreemdeling, A, die in bewaring is gesteld door de Staatssecretaris van Justitie. De vreemdeling, geboren in 1974 en van Portugese nationaliteit, werd op 20 juli 2000 in bewaring gesteld op basis van artikel 26 van de Vreemdelingenwet. Op 24 juli 2000 werd deze bewaring herbevestigd. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen deze vrijheidsontneming en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de openbare behandeling op 1 augustus 2000 was de vreemdeling aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.M. van Daalhuizen, terwijl de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. E.C. Klont.
De rechtbank moest beoordelen of de vrijheidsontneming in strijd was met de Vreemdelingenwet en of deze in redelijkheid gerechtvaardigd was. De vreemdeling voerde aan dat hij ten onrechte in bewaring was gesteld, omdat hij beschikte over een geldig Portugees paspoort en voldoende middelen van bestaan. De gemachtigde stelde ook dat het bevel tot bewaring in het Engels was uitgereikt, wat niet begrijpelijk was voor de vreemdeling, die slechts gebrekkig Engels sprak. De rechtbank oordeelde echter dat er voldoende redenen waren voor de vrijheidsontneming, gezien het feit dat de vreemdeling zich had onttrokken aan het vreemdelingentoezicht en er aanwijzingen waren dat hij een vals paspoort gebruikte.
De rechtbank concludeerde dat de inbewaringstelling op een juiste grondslag berustte en dat er geen strijd was met de Vreemdelingenwet. Het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. Tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open, behalve voor het verzoek om schadevergoeding, waartegen hoger beroep mogelijk was bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.