4. Eisers menen dat zij in aanmerking komen voor een vergunning tot verblijf op grond van het gezinsherenigingsbeleid. Daartoe leggen zij aan hun beroep het volgende ten grondslag.
Met de stelling dat het tijdsverloop tussen 3 maart 1992 en 12 oktober 1998 er op duidt dat eisers feitelijk niet meer tot het gezin van referente behoren, gaat verweerder voorbij aan hetgeen in zijn eigen beleid op dit punt, in
hoofdstuk B1/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc) is neergelegd. Geen van de in deze paragraaf genoemde omstandigheden, op grond waarvan de gezinsband verbroken moet worden geacht, doet zich hier voor.
Referente is immers nog belast met het gezag over eisers, zij neemt nog steeds alle belangrijke beslissingen aangaande de opvoeding en verzorging van eisers. Daarnaast heeft referent aangetoond dat zij sinds haar vertrek voorziet in
de kosten van levensonderhoud van haar kinderen. Nu geen van de in het beleid genoemde omstandigheden zich voordoen, rust op verweerder een zeer zware motiveringsplicht wanneer hij desondanks van mening is dat de gezinsband is
verbroken. Een dergelijke motivering ontberen de bestreden
besluiten. Eisers verwijzen in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank, zittinghoudende te Haarlem, van 1 december 1999 (Jub 2000, nr. 3 - 47). De rechtbank overweegt in die zaak dat uit de opsomming van de voorbeelden in
het beleid in hoofdstuk B1/5.1 Vc logischerwijze voortvloeit dat in de tegenovergestelde situaties de gezinsband niet spoedig verbroken zal worden geacht.
Voor het feit dat referente eisers niet eerder heeft laten overkomen, heeft zij een goede reden gegeven. Referente is direct nadat zij in het bezit was van een verblijfsvergunning naar Suriname gegaan om de overkomst van eisers te
regelen. Referente heeft toen van de vreemdelingendienst vernomen dat hiervoor vereist was dat zij toestemming kreeg van de vader van eisers. De vader van eisers wilde echter van hun vertrek niets weten en hij verleende geen
toestemming. Aangezien de vader van eisers drugsverslaafd is en geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, was het voor referente niet zinvol om in Suriname te blijven om hem te overreden. Het grootste deel van de tijd was hij
namelijk onvindbaar. Eisers verwijzen naar een uitspraak van deze rechtbank, zittinghoudende te Haarlem van 18 januari 2000 (Jub 2000, nr. 4 - 75), waarin de rechtbank overweegt dat ook in de situatie, dat een ouder met het gezag
belast is gebleven en is blijven voorzien in de kosten van opvoeding en verzorging, niettemin geconcludeerd kan worden dat de feitelijke gezinsband is verbroken. Dit is volgens de rechtbank afhankelijk van de duur van de feitelijke
scheiding, de deugdelijkheid van de daarvoor aangevoerde reden(en) en de wijze waarop gedurende die scheiding aan de relatie invulling is gegeven.