ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6915
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling van een Pakistaanse nationaliteit met een beroep op vervolging wegens bekering tot het christendom
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 30 juni 2000 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een Pakistaanse man, die asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser, geboren in 1955, heeft zijn aanvraag ingediend op 24 november 1996, met de stelling dat hij vreest voor vervolging in Pakistan vanwege zijn bekering tot het christendom. Eiser heeft eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) dat zijn aanvraag niet-ontvankelijk verklaarde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig onderzocht, waaronder de verklaringen van eiser over zijn bekering en de daaropvolgende bedreigingen die hij zou hebben ontvangen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in zijn relaas tegenstrijdigheden vertoont en dat zijn verklaringen niet altijd geloofwaardig zijn. De IND had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat eiser niet beschikte over de vereiste documenten voor toegang tot Nederland en dat hij zich niet onverwijld had gemeld bij de autoriteiten. Eiser heeft echter betoogd dat hij wel degelijk in aanmerking komt voor vluchtelingenstatus, en dat de IND zijn aanvraag ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de IND niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geloofwaardigheid van eisers relaas en dat de beslissing om de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren niet op goede gronden is genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.