ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6893
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak van staatloze Palestijnse vrouw uit Libanon
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 februari 2000 een mondelinge uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een staatloze vrouw uit Libanon, die zich had aangemeld voor asiel in Nederland. De verzoekster, afkomstig uit Libanon en behorend tot de Palestijnse bevolkingsgroep, had haar aanvraag ingediend na een problematische situatie in haar thuisland, waar haar echtgenoot, een voorvechter van de Palestijnse zaak, naar Engeland was gevlucht vanwege bedreigingen van Islamitische groeperingen. De president van de rechtbank, M.A.A. Mondt-Schouten, oordeelde dat de verzoekster zich niet onverwijld had gemeld bij de autoriteiten, maar dat haar verklaring over de omstandigheden van haar binnenkomst in Nederland acceptabel was. De rechtbank benadrukte dat de niet-ontvankelijkverklaring van haar asielaanvraag niet betekende dat de feiten en omstandigheden die aan haar aanvraag ten grondslag lagen, niet verder onderzocht dienden te worden. De president was van mening dat er voldoende reden was om aan te nemen dat de verzoekster bij terugkeer naar Libanon mogelijk vervolging zou kunnen ondervinden van de Islamitische groeperingen, gezien de situatie van haar echtgenoot. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat de verzoekster niet uit Nederland mocht worden verwijderd totdat er een beslissing op haar bezwaar was genomen. Tevens werd de Staatssecretaris van Justitie veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de verzoekster, die op f. 1.420,- werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet, waarbij de president de zorgvuldigheid van de procedure benadrukte.