ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6867
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.M.L. Broekhuijsen-Molenaar
- Y.M.J. Lemmens
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf op grond van humanitaire redenen
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Iraanse nationaliteit, voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Eiser diende op 11 september 1994 zijn aanvragen in, maar deze werden op 10 november 1994 door verweerder afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiser maakte bezwaar, maar dit werd ongegrond verklaard op 11 december 1997. Vervolgens stelde eiser beroep in bij de rechtbank op 7 januari 1998. De rechtbank besloot het beroep versneld te behandelen en ontving op 22 april 1998 de relevante stukken van verweerder. Verweerder concludeerde in zijn verweerschrift van 9 december 1998 tot ongegrondverklaring van het beroep. De zitting vond plaats op 22 januari 1999, waarna het onderzoek op 1 februari 1999 werd heropend. Eiser diende aanvullende gronden in op 23 september 1999, 20 maart 2000 en 23 maart 2000, waarop verweerder aanvullend verweer voerde op 31 maart 2000. De zitting werd hervat op 7 april 2000, waar eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S.D. Lugt, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. A.C.M. van Vliet.
De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding die eiser had overgelegd niet authentiek was, wat een contra-indicatie vormde voor zijn aanvraag. De rechtbank stelde vast dat de documenten die eiser had overgelegd niet voldeden aan de eisen van authenticiteit en dat verweerder zich niet op het standpunt had kunnen stellen dat eiser een contra-indicatie kon worden tegengeworpen. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de weigering van de vergunning tot verblijf op grond van het driejarenbeleid betrof en verklaarde het beroep gegrond. Eiser werd in de proceskosten vergoed, begroot op ƒ 1.765,=, en het griffierecht van ƒ 50,= werd vergoed door de Staat der Nederlanden.