ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6807
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraakse Mandeese Baptisten en de beoordeling van vervolging in Irak
In deze zaak gaat het om de asielaanvragen van A en B, Iraakse Mandeese Baptisten, die samen met hun vijf minderjarige kinderen in Nederland verblijven. De eisers hebben op 7 maart 1999 aanvragen ingediend voor vluchtelingenstatus, welke door de Staatssecretaris van Justitie op 17 mei 1999 zijn afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. De rechtbank behandelt het beroep van eisers tegen deze afwijzing en de verzoeken om voorlopige voorzieningen. De rechtbank oordeelt dat de situatie van de Mandeese Baptisten in Irak, met name in Basrah, onhoudbaar is geworden door systematische discriminatie en vervolging door de Shi'itische meerderheid. De rechtbank stelt vast dat het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken onvoldoende informatie biedt over de situatie van deze bevolkingsgroep en dat de eisers niet in Noord-Irak kunnen worden teruggestuurd zonder dat zij daar een vestigingsalternatief hebben. De rechtbank oordeelt dat de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift niet op een gebrek aan zwaarwegendheid van het relaas kan worden gebaseerd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden beschikking en verplicht verweerder om binnen veertien weken een nieuwe beschikking te nemen. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers.