ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6799
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de niet-inwilliging van een aanvraag om een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden door de Staatssecretaris van Justitie
In deze zaak gaat het om het beroep van eiser, A, geboren in 1962 en van Sri Lankaanse nationaliteit, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 3 juni 1999. Dit besluit hield in dat de aanvraag van eiser voor een vergunning tot verblijf op basis van klemmende redenen van humanitaire aard niet werd ingewilligd. Eiser had eerder al een negatieve beslissing ontvangen met betrekking tot zijn asielaanvraag, die op 5 september 1997 ongegrond was verklaard. Sinds die uitspraak zijn er echter nieuwe feiten en jurisprudentie naar voren gekomen die de situatie van Tamils in Sri Lanka betreffen, wat eiser aanvoert als basis voor zijn huidige aanvraag.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser in overweging genomen, waaronder zijn stelling dat hij behoort tot een risicogroep vanwege zijn Tamil-achtergrond en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals een handicap die hem kwetsbaar maakt. Eiser heeft ook aangevoerd dat hij in het verleden is opgepakt en gemarteld door de Sri Lankaanse autoriteiten, wat zijn vrees voor vervolging versterkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de nieuwe informatie en ontwikkelingen in Sri Lanka die relevant zijn voor de beoordeling van eisers aanvraag.
De rechtbank oordeelt dat verweerder ten onrechte heeft geconcludeerd dat eiser geen nieuwe feiten of veranderde omstandigheden heeft aangevoerd die zijn aanvraag zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het besluit van verweerder en draagt hem op om binnen veertien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op f 1.420,--. De uitspraak is gedaan door mr. A.H. Schotman, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en is openbaar uitgesproken op 10 april 2000.