ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6796
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een machtiging tot voorlopig verblijf voor vreemdeling met Somalische nationaliteit
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 4 mei 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser, een vreemdeling met de Somalische nationaliteit, om een machtiging tot voorlopig verblijf in Nederland. Eiser had in 1997 een aanvraag ingediend, die door de Minister van Buitenlandse Zaken was afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd in 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de situatie van eiser in Ethiopië en de omstandigheden van zijn referente, die in Nederland verblijft. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een objectieve belemmering om het gezinsleven in Somalië uit te oefenen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het traumatische verleden van de referente en haar zorg voor twee jonge kinderen, wat haar in staat stelt om aan het middelenvereiste te voldoen.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de belangen van eiser en zijn referente zwaarder wegen dan de belangen van de gemeenschap, en dat de beslissing van de verweerder in strijd is met artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM). De rechtbank heeft de bestreden beschikking vernietigd en verweerder opgedragen om binnen tien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.
Deze uitspraak benadrukt het belang van het recht op gezinsleven en de noodzaak voor de overheid om een zorgvuldige belangenafweging te maken in zaken die betrekking hebben op vreemdelingenrecht.