ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6700
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitzetting en bewaring van vreemdeling na strafrechtelijke detentie
In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, van Algerijnse nationaliteit, die van 6 augustus 1999 tot 31 december 1999 in detentie heeft gezeten. De vreemdeling heeft aangevoerd dat de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, onvoldoende voorbereidingen heeft getroffen voor zijn uitzetting na zijn strafrechtelijke detentie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning of identiteitspapieren en dat hij in het verleden onjuiste informatie over zijn identiteit heeft verstrekt. De rechtbank oordeelt dat er voldoende gronden zijn voor de inbewaringstelling, maar dat verweerder niet met de vereiste voortvarendheid heeft gehandeld om de uitzetting te realiseren. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingencirculaire, die stelt dat voorbereidingen voor uitzetting al in een vroeg stadium van de detentie moeten worden getroffen. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van de bewaring niet gerechtvaardigd is en verklaart het beroep van de vreemdeling gegrond. De rechtbank beveelt de opheffing van de bewaring per 18 januari 2000 en kent de vreemdeling een schadevergoeding toe van f 295,--, evenals een vergoeding voor proceskosten van f 1.420,-- aan zijn advocaat. De uitspraak is gedaan door mr. J.C.A.M. Claassens, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen veertien dagen na de uitspraak.