ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6648
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.A. Vermeulen
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf op grond van humanitaire redenen
In deze zaak gaat het om de vraag of eiser, een Iraakse vreemdeling die sinds 1991 in Nederland verblijft, in aanmerking komt voor toelating als vluchteling of voor een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden. Eiser heeft in 1997 twee aanvragen ingediend, die door de Staatssecretaris van Justitie zijn afgewezen op basis van kennelijke ongegrondheid. Na een bezwaarprocedure heeft de rechtbank op 13 april 2000 de zaak behandeld. Eiser werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, terwijl de verweerder werd vertegenwoordigd door een andere advocaat. Tijdens de zitting werd een tolk in de Koerdische taal ingeschakeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er een taalanalyse is uitgevoerd om de afkomst van eiser vast te stellen. De resultaten van deze analyse wezen uit dat eiser niet uit Irak afkomstig zou zijn, maar dat zijn spraak verwant is aan Syrië. Eiser heeft echter betoogd dat de taalanalyse niet zorgvuldig is uitgevoerd, omdat er geen rekening is gehouden met het feit dat hij sinds zijn twaalfde in Syrië heeft gewoond. Hij heeft ook nieuwe documenten overgelegd die zijn Iraakse nationaliteit onderbouwen, maar deze zijn door de verweerder niet in de beoordeling betrokken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig is voorbereid en onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verweerder zich niet aan gemaakte afspraken heeft gehouden en dat eiser niet in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de taalanalyse. Dit alles leidt tot de conclusie dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. De rechtbank heeft de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn begroot op ƒ 1420,-. De rechtbank heeft bepaald dat de verweerder een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.