ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6562
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag om vluchtelingenstatus van een Pakistaanse nationaliteit met betrekking tot vervolging op grond van religie
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 13 juni 2000 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de aanvraag van eiser, een Pakistaanse nationaliteit, om vluchtelingenstatus. Eiser verblijft sinds 21 april 1997 in Nederland en heeft op diezelfde dag aanvragen ingediend voor toelating als vluchteling en voor een vergunning tot verblijf om humanitaire redenen. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvragen op 22 april 1997 afgewezen, waarbij de aanvraag om vluchtelingenstatus als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om zijn uitzetting te schorsen.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken de bezwaren van eiser gegrond verklaard, maar de Staatssecretaris heeft de aanvragen opnieuw afgewezen. Eiser heeft vervolgens opnieuw beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege zijn Ahmadiyya-geloof. De rechtbank heeft de situatie van Ahmadi's in Pakistan onderzocht en geconcludeerd dat, hoewel er geen systematische vervolging door de Pakistaanse overheid is, er wel sprake is van substantiële discriminatie door medeburgers, waardoor het leven van eiser onhoudbaar is geworden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bestreden beschikking van de Staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd was en dat er geen adequaat binnenlands vluchtalternatief voor eiser was. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de bestreden beschikking vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen veertien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser.