ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6557
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Verzoek om voorlopige voorziening inzake signalering in het Schengen Informatie Systeem voor Poolse verzoekers
In deze zaak hebben A en 364 anderen, allen van Poolse nationaliteit, een verzoek ingediend bij de Rechtbank 's-Gravenhage om een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek was gericht tegen de Staatssecretaris van Justitie, die hen had gesignaleerd in het Schengen Informatie Systeem (SIS), waardoor hun toegang tot het Schengengebied werd geweigerd. De gemachtigde van de verzoekers, mr. H.P.A. Nawijn, stelde dat de signalering onrechtmatig was, omdat er geen rechtsgrond was voor deze actie. De verzoekers waren van plan om seizoensarbeid te verrichten in Duitsland en stelden dat de signalering hen ernstig zou schaden.
De openbare behandeling van het verzoek vond plaats op 29 mei 2000. De president van de rechtbank, mr. G.P. Kleijn, overwoog dat de verzoekers niet aannemelijk hadden gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. De verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.M.G. Hink, betwistte de spoedeisendheid van het verzoek en stelde dat niet was aangetoond dat alle verzoekers daadwerkelijk gesignaleerd stonden. De president concludeerde dat de signalering van enkele verzoekers al was opgeschort en dat de overige verzoekers niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims.
Uiteindelijk verklaarde de president het verzoekschrift van de verzoekers, die al gesignaleerd stonden, niet-ontvankelijk en wees het verzoek van de overige verzoekers af. De president benadrukte dat de overige verzoekers zich moesten wenden tot het Hoofd van de Divisie Centrale Recherche Informatie voor informatie over hun signalering. De uitspraak werd gedaan op 8 juni 2000, met mr. F.R. Schouten-Korwa als griffier aanwezig.