ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6434
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige staandehouding en inbewaringstelling van vreemdeling in strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind
In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om de onrechtmatigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een Algerijnse vreemdeling, geboren in november 1983. De vreemdeling was op 3 april 2000 staande gehouden en op 4 april 2000 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De vreemdeling, die in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel verbleef, voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen wettelijke bevoegdheid was om hem te vragen zich te legitimeren. De rechtbank oordeelde dat de verbalisant niet bevoegd was om deze vraag te stellen, aangezien er geen concrete aanwijzingen waren voor illegaal verblijf. De rechtbank stelde vast dat de staandehouding en inbewaringstelling als onrechtmatig moesten worden aangemerkt, omdat de verbalisant de vreemdeling had gevraagd zich te legitimeren zonder wettelijke basis. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat deze per direct moest worden opgeheven. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f 1.420,--, te betalen aan de griffier. De uitspraak werd gedaan op 17 april 2000, en tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open.