ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6434

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
17 april 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/3288
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige staandehouding en inbewaringstelling van vreemdeling in strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind

In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van de Rechtbank 's-Gravenhage, ging het om de onrechtmatigheid van de staandehouding en inbewaringstelling van een Algerijnse vreemdeling, geboren in november 1983. De vreemdeling was op 3 april 2000 staande gehouden en op 4 april 2000 in bewaring gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw). De vreemdeling, die in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel verbleef, voerde aan dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen wettelijke bevoegdheid was om hem te vragen zich te legitimeren. De rechtbank oordeelde dat de verbalisant niet bevoegd was om deze vraag te stellen, aangezien er geen concrete aanwijzingen waren voor illegaal verblijf. De rechtbank stelde vast dat de staandehouding en inbewaringstelling als onrechtmatig moesten worden aangemerkt, omdat de verbalisant de vreemdeling had gevraagd zich te legitimeren zonder wettelijke basis. Dit leidde tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat deze per direct moest worden opgeheven. De rechtbank veroordeelde de Staatssecretaris van Justitie in de proceskosten van de vreemdeling, vastgesteld op f 1.420,--, te betalen aan de griffier. De uitspraak werd gedaan op 17 april 2000, en tegen deze uitspraak stond geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
ex artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr.: AWB 00/3288 VRWET J
Inzake: A, geboren op [...] november 1983, van
Algerijnse nationaliteit, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel te Ter Apel, hierna te noemen: de
vreemdeling,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), gevestigd te 's-Gravenhage,
verweerder.
Zitting: 13 april 2000.
De vreemdeling is in persoon verschenen, bijgestaan door mr F. Fonville, advocaat te Haarlem.
Verweerder is verschenen bij gemachtigde, mr H.H.R. Bruggeman.
1. Ontstaan en loop van het geding
Op 3 april 2000 is de vreemdeling staande gehouden.
Bij bevel tot bewaring van 4 april 2000 is de vreemdeling op grond van artikel 26, eerste lid, Vw in bewaring gesteld. Op diezelfde datum was reeds zijn uitzetting gelast.
Bij beroepschrift van 5 april 2000, ter griffie van deze rechtbank ontvangen op 6 april 2000, heeft de vreemdeling beroep ingesteld tegen de maatregel van bewaring. Het beroep strekt tevens tot het toekennen van schadevergoeding.
2. Overwegingen
Namens de vreemdeling is aangevoerd dat de staandehouding van de vreemdeling onrechtmatig heeft plaatsgevonden. Er bestond in het onderhavige geval geen wettelijke bevoegdheid op grond waarvan de vreemdeling is gevraagd zich te
legitimeren. Voorts in namens de vreemdeling aangevoerd dat de vreemdeling in het huis van bewaring te Ter Apel verblijft en dat hij aldaar niet gescheiden is van volwassenen. Zulks moet, gelet op de leeftijd van de vreemdeling, in
strijd met het Verdrag inzake de Rechten van het Kind worden geacht.
Verweerder heeft zich ten aanzien van de eerste door de vreemdeling aangevoerde grief primair op het standpunt gesteld dat de vreemdeling is aangehouden in het kader van een controle in het kader van de Wet Arbeid Vreemdelingen
(WAV). De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder niet gevolg kan worden in zijn primaire standpunt. Voor een controle in de zin van de WAV dient er sprake te zijn van omstandigheden die het vermoeden bevestigen dat er op de
te controleren plaats onrechtmatigheden in de zin van de WAV bestaan. Deze aanleiding tot controleren dient in beginsel in een proces-verbaal te worden gerelateerd. Uit het proces-verbaal van staandehouding kan niet anders worden
opgemaakt dan dat de betreffende verbalisant zich naar een adres heeft begeven in verband met de strafrechtelijke aanhouding van een persoon, niet zijnde de vreemdeling. Niet is gebleken dat de verbalisant de grillroom is
binnengetreden omdat hij voornemens was een controle op de naleving van de WAV uit te oefenen.
Ten aanzien van het subsidiaire standpunt van verweerder dat de vreemdeling niet onbevoegd naar zijn legitimatie is gevraagd nu het
de verbalisant vrij staat om een dergelijke vraag te stellen, overweegt de rechtbank het volgende. Uit het proces-verbaal van staandehouding is de rechtbank gebleken dat de verbalisant het betreffende pand heeft betreden in verband
met de strafrechtelijke aanhouding van een andere persoon. Voor wat betreft de
staandehouding van de vreemdeling heeft de verbalisant - voorzover in dit verband relevant - het volgende in het proces-verbaal gerelateerd. "Nadat ik de man in de Nederlandse taal duidelijk had gemaakt dat de zaak dicht ging vroeg
ik of de man zich kon legitimeren." De rechtbank overweegt allereerst dat naar vaste jurisprudentie voor het vragen naar legitimatie een specifieke, op de wet berustende bevoegdheid is vereist, welke is neergelegd in een beperkt
aantal wetten in formele zin. In het onderhavige geval is geen wet in formele zin aan te wijzen waaraan de verbalisant de bevoegdheid kon ontlenen om de identiteit van de vreemdeling te controleren. Het door verweerder in dit
verband aangehaalde adagium "vragen staat vrij" kan naar het oordeel van de rechtbank niet zo ver gaan dat hierdoor een verkapte legitimatieplicht zou ontstaan.
De verbalisant was gelet op het vorenstaande derhalve niet bevoegd om de vreemdeling te vragen zich te legitimeren. Nu de concrete aanwijzingen voor illegaal verblijf voortvloeien uit de
onbevoegdelijk gestelde vraag zich te legitimeren, moeten de staandehouding en inbewaringstelling als onrechtmatig worden aangemerkt.
Overigens merkt de rechtbank nog op dat de gemachtigde van de vreemdeling gevolgd wordt in zijn standpunt dat de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring - gelet op de leeftijd van de vreemdeling - in strijd is met het Verdrag
inzake de Rechten van het Kind. Deze constatering heeft in het onderhavige geval evenwel geen consequenties nu de bewaring in verband met de onrechtmatige staandehouding reeds van de aanvang af onrechtmatig moet worden geacht.
Gelet op het voorgaande is de opgelegde maatregel van bewaring onrechtmatig, de bewaring zal worden opgeheven met ingang van heden, 17 april 2000.
Omtrent het verzoek om schadevergoeding zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.
In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door de vreemdeling gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De kosten zijn op voet van het
bepaalde in het bovengenoemde Besluit vastgesteld op f 1.420,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdeling een toevoeging is verleend
krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van dit bedrag te geschieden aan de griffier.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en beveelt de opheffing van de maatregel van bewaring ex artikel 26 Vw met ingang van 17 april 2000;
veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Haarlem, moet voldoen.
Deze uitspraak is gedaan door mr J.F. Miedema, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in tegenwoordigheid van mr L.C. Vermeer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2000, in tegenwoordigheid van de
griffier.
afschrift verzonden op: 2 mei 2000
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.