ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6423

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/4347
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring van vreemdeling en verzoek om schadevergoeding

In deze zaak gaat het om de vreemdeling A, die de Franse nationaliteit heeft en op 17 april 2000 in bewaring is gesteld op grond van de Vreemdelingenwet. De vreemdeling heeft beroep ingesteld tegen deze vrijheidsontnemende maatregel. De openbare behandeling vond plaats op 27 april 2000, waarbij de vreemdeling werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. P. de Boom. De rechtbank heeft de zitting geschorst om nadere informatie van het Franse consulaat af te wachten. Op 27 april 2000 heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, de rechtbank geïnformeerd dat de bewaring was opgeheven. De vreemdeling heeft echter verzocht om schadevergoeding, omdat hij meent dat de bewaring onrechtmatig was.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring na indiening van het beroepschrift is opgeheven, maar dat er nog steeds een geschil bestond over de rechtmatigheid van de bewaring vóór 27 april 2000. De gemachtigde van de vreemdeling heeft aangevoerd dat het paspoort van de vreemdeling niet vervalst is, maar de rechtbank concludeert op basis van technisch onderzoek dat het paspoort wel degelijk vervalst is. De rechtbank oordeelt dat de maatregelen van staandehouding en inbewaringstelling rechtmatig zijn toegepast.

Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank dat de vreemdeling het aanbod van schadevergoeding van verweerder kan afwijzen, maar dat de rechtbank de bewaring niet onrechtmatig heeft geoordeeld. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor het beroep tegen de inbewaringstelling, maar wel voor de beslissing op het verzoek om schadevergoeding, waartegen hoger beroep openstaat bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 34a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00 / 4347 VRWET
Inzake : A, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. P. de Boom, advocaat te Barendrecht,
tegen : de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. C. Eijkelhof, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] 1978 en de Franse nationaliteit te hebben.
Op 17 april 2000 is de vreemdeling in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw).
2. Op 19 april 2009 heeft de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld. Op diezelfde datum heeft verweerder een kennisgeving ter griffie van rechtbank gestuurd.
3. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 27 april 2000. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door mr.
M. Bouman, kantoorgenoot van de mr. P. de Boom. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was er ter zitting een tolk Frans aanwezig.
Op verzoek van de gemachtigde van de vreemdeling heeft de rechtbank de zitting geschorst om nadere informatie van het Franse consulaat af te
wachten en deze informatie bij de zaak te betrekken alvorens uitspraak te doen.
Tevens is er door partijen toestemming gegeven met het verder afdoen van de procedure buiten zitting.
Bij brief van 27 april 2000 heeft verweerder, naar aanleiding van een telefonische mededeling van het Franse consulaat, de rechtbank nader bericht. Bij brieven van 28 april 2000 en 1 mei 2000 heeft de gemachtigde van de vreemdeling
hierop een reactie gegeven.
II. OVERWEGINGEN
1. De rechtbank stelt vast dat de bewaring na indiening van het beroepschrift is opgeheven. Gelet hierop is thans nog in geschil of de bewaring reeds eerder dan 27 april 2000 onrechtmatig was en zo ja, of termen bestaan een
schadevergoeding op grond van artikel 34j Vw toe te kennen.
2. Namens de vreemdeling is ter zitting -kort samengevat- aangevoerd dat het paspoort van de vreemdeling niet vervalst is. Vooral ook nu thans blijkt dat het rijbewijs in orde is. De gemachtigde van de vreemdeling verzoekt om eerst
het resultaat van de zijde van het Franse consulaat over de echtheid van het paspoort en het identiteitsbewijs af te wachten, alvorens uitspraak te doen.
3. Bij brief van 27 april 2000 heeft verweerder de rechtbank medegedeeld dat de bewaring van de vreemdeling 27 april 2000 is opgeheven naar aanleiding van het feit dat het Franse consulaat telefonisch heeft meegedeeld dat "het
paspoort van de vreemdeling niet vals dan wel vervalst is". Tevens heeft verweerder bij deze brief te kennen gegeven bereid te zijn over te gaan tot toekenning van een schadevergoeding en een vergoeding van de gemaakte proceskosten.
De gemachtigde van de vreemdeling heeft bij brief van 1 mei 2000 gesteld het niet eens te zijn met de voorgestelde schadevergoeding, omdat de vreemdeling ernstig is benadeeld, waardoor forse schade, waaronder psychische schade is
toegebracht.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1 Het is de rechtbank uit het proces-verbaal van staandehouding van 17 april 2000 gebleken dat de vreemdeling op 3 april 2000 werd staandegehouden nadat de vreemdeling had getracht een sofi-nummer aan te vragen bij de
Belastingdienst met een paspoort dat niet was voorzien van een handtekening en waarop de pasfoto scheef was aangebracht. Omdat er werd getwijfeld aan de echtheid van het paspoort werd besloten het paspoort te laten onderzoeken door
experts van de Technische Recherche van de politie. In afwachting van dit onderzoek is de vreemdeling heengezonden met de mededeling dat hij zich op 17 april 2000 wederom moest melden. Omdat het voornoemde onderzoek heeft uitgewezen
dat het paspoort vervalst is, waren er voldoende concrete aanwijzingen dat de vreemdeling illegaal in Nederland verblijft, zodat de verbalisant op grond van artikel 19, eerste lid, Vw bevoegd was hem staande te houden ter
vaststelling van zijn identiteit, nationaliteit en
verblijfsrechtelijke positie.
4.2 De rechtbank stelt zich op het standpunt dat het ervoor moet worden gehouden dat het paspoort van de vreemdeling vervalst is, aangezien daartoe op een aantal gronden is geconcludeerd na technisch onderzoek terzake en de uitkomst
daarvan is vastgelegd in een op ambtseed opgemaakt rapport van onderzoek van 4 april 2000. Blijkens voornoemd rapport is de conclusie dat het document van oorsprong authenthiek is, doch nu vervalst is. De rechtbank heeft geen
aanknopingspunten om voormeld rapport voor onjuist te houden. Hieraan kan niet afdoen dat zijdens het Franse consulaat jegens verweerder is medegedeeld dat aan de vreemdeling een paspoort is afgegeven, omdat niet in geschil is dat
het onderzochte paspoort van de vreemdeling een authentiek document is.
Daargelaten wat er overigens zij van de door verweerder gestelde ontvangen informatie van de zijde van het Franse consulaat, kan naar het oordeel van de rechtbank het consulaat met geen mogelijkheid een relevant oordeel geven over
de vraag of dat document na afgifte al dan niet is vervalst, omdat het consulaat dat document daarvoor niet aan een
onderzoek heeft kunnen onderwerpen, hetgeen wel is geschied door de technische recherche.
4.3 Derhalve is de rechtbank van oordeel dat de maatregelen van staandehouding en ophouding voor verhoor op rechtmatige wijze zijn toegepast.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de inbewaringstelling van de vreemdeling op een juiste grondslag heeft berust.
Hieraan kan niet afdoen dat verweerder, hangende het beroep van de vreemdeling tegen de opgelegde maatregel van bewaring, om hem moverende redenen aanleiding heeft gezien de bewaring op te heffen en de vreemdeling een
schadevergoeding aan te bieden.
5. Met betrekking tot het verzoek om schadevergoeding overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat het een vreemdeling toekomt om een door verweerder aangeboden schadevergoeding van de hand te wijzen, waardoor dat aanbod (veelal) is komen te vervallen, en zich alsdan tot de rechtbank te wenden met
het het verzoek om een (hoger) bedrag aan schadevergoeding toe te wijzen.
Daargelaten dat de vreemdeling in het onderhavige geval overigens niet nader heeft gesteld in welke mate een (hoger) bedrag aan schadevergoeding zou moeten worden toegekend door de rechtbank, komt een verzoek om schadevergoeding
ingevolge artikel 34j Vw niet voor toewijzing in aanmerking omdat de rechtbank de bewaring niet onrechtmatig heeft geoordeeld.
6. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHTDOENDE:
1. Verklaart het beroep ongegrond.
2. Wijst het verzoek om schadevergoeding af.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voor zover het betreft het beroep tegen het bevel tot in bewaringstelling. Voor zover het betreft de beslissing op het verzoek om schadevergoeding staat tegen deze uitspraak
hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage.
De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het indienen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 449 en
451a Wetboek van Strafvordering bij de
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2000, in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
afschrift verzonden op: 3 mei 2000