ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6421
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van een machtiging tot voorlopig verblijf aan een Libanese eiseres op basis van gezinshereniging met haar Nederlandse echtgenoot
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres A, een Libanese vrouw, voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland om bij haar Nederlandse echtgenoot B te kunnen wonen. Eiseres diende haar aanvraag op 5 januari 1999 in, maar deze werd op 20 maart 1998 door de verweerder afgewezen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit werd op 21 mei 1999 ongegrond verklaard. Vervolgens heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank op 16 juni 1999. De openbare behandeling vond plaats op 12 januari 2000, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar haar gemachtigde wel. De verweerder heeft in zijn verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Vreemdelingenwet en de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres stelde dat haar echtgenoot voldoende middelen van bestaan had, zoals vereist door de Vreemdelingencirculaire. De verweerder betwistte dit en stelde dat eiseres niet had aangetoond dat haar echtgenoot duurzaam en zelfstandig over voldoende middelen beschikte. De rechtbank oordeelde dat de eis tot overlegging van bepaalde financiële bescheiden niet strikt was en dat eiseres voldoende had aangetoond dat haar echtgenoot over de benodigde middelen beschikte.
De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de verweerder onvoldoende gemotiveerd was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het besluit van de verweerder en droeg deze op om opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die op 1.420 gulden werden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door mr. J.F. Miedema en openbaar uitgesproken op 27 januari 2000.