ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6393
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Intrekking van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf van een Bosnische vreemdeling en de beoordeling van individuele omstandigheden
In deze zaak gaat het om de intrekking van een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) van eiser, een Bosnische vreemdeling, door de Staatssecretaris van Justitie. Eiser had een aanvraag ingediend voor een vvtv, maar deze werd ingetrokken op basis van het beleid dat was vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 1994. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 11 april 2000, waarbij eiser en verweerder hun standpunten hebben toegelicht. De rechtbank oordeelt dat de intrekking van de vvtv niet gerechtvaardigd was, omdat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de individuele omstandigheden van eiser, met name zijn gezinsleven in Nederland. Eiser heeft een Nederlandse partner en een dochter, en er zijn objectieve belemmeringen om het gezinsleven in Bosnië uit te oefenen. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris in zijn besluitvorming niet de belangenafweging heeft gemaakt die vereist is op grond van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De rechtbank vernietigt de bestreden beschikking en draagt verweerder op om binnen veertien weken opnieuw te beslissen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.