ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6388

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/8360
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de niet-inwilliging van een aanvraag tot toelating als vluchteling

In deze zaak gaat het om het beroep van eiser, A, geboren in 1964 in Sierra Leone, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie van 6 augustus 1999. Dit besluit weigerde de aanvraag van eiser om als vluchteling in Nederland te worden toegelaten en om een vergunning tot verblijf te verkrijgen, op basis van klemmende redenen van humanitaire aard. De rechtbank heeft op 16 maart 2000 de openbare behandeling van het geschil gehouden, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft een relaas gepresenteerd waarin hij beschrijft dat hij in Sierra Leone is vervolgd door rebellen van het Revolutionary United Front (RUF) vanwege zijn betrokkenheid bij een christelijke jeugdorganisatie die jongeren bewust maakte van de gruweldaden van de RUF. Eiser heeft verklaard dat hij zijn ouders heeft zien sterven tijdens een aanval van de rebellen en dat hij zelf is gevangen genomen, mishandeld en gedwongen is om zich bij de rebellen aan te sluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het relaas van eiser veel tegenstrijdigheden en vaagheden bevat, maar ook dat er signalen zijn van een posttraumatische stress-stoornis. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de mogelijkheid dat eiser door zijn trauma's niet in staat was coherent over zijn verleden te verklaren. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser en het betaalde griffierecht vergoed.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Haarlem
enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken
U I T S P R A A K
artikel 8:77 Algemene Wet Bestuursrecht (Awb)
artikel 33a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr: AWB 99/8360 VRWET H
inzake: A, geboren op [...] 1964, van Sierraleoonse
nationaliteit, eiser
gemachtigde: mr J.A. Pieters, advocaat te Utrecht,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr P.M. Kruijdenberg, advocaat te 's-Gravenhage.
1. GEGEVENS INZAKE HET GEDING
1.1 Aan de orde is het beroep tegen het besluit van verweerder van 6 augustus 1999, waarbij de niet-inwilliging van de aanvraag om eiser tot Nederland toe te laten als vluchteling en hem een vergunning tot verblijf te verlenen
wegens het bestaan van klemmende redenen van humanitaire aard, is gehandhaafd. Het bestreden besluit alsmede het aanvullend beroepschrift zijn aan deze uitspraak gehecht.
1.2 Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in zijn verweerschrift geconcludeerd tot
ongegrondverklaring van het beroep.
1.3 De openbare behandeling van het geschil heeft plaatsgevonden op 16 maart 2000. Daarbij hebben eiser en verweerder bij monde van hun gemachtigden hun standpunten nader uiteengezet. Het onderzoek ter
zitting is aangehouden en vervolgens na ontvangst van een schrijven van verweerder van 22 maart 2000 gesloten.
2. OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 15, eerste lid, Vw is van vluchtelingschap sprake in geval de betrokkene afkomstig is uit een land waar hij gegronde redenen heeft te vrezen voor vervolging wegens zijn godsdienstige of politieke overtuiging,
zijn nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of tot een bepaalde sociale groep.
2.2 Ingevolge artikel 15c, eerste lid, aanhef en onder a, Vw wordt een aanvraag om toelating als vluchteling niet ingewilligd wegens kennelijke ongegrondheid ervan, indien zij is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf of
in verband met andere feiten in redelijkheid geen enkel vermoeden kunnen wekken dat rechtsgrond voor toelating bestaat.
2.3 Ingevolge artikel 11, vijfde lid, Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf aan een vreemdeling worden geweigerd op gronden aan het algemeen belang ontleend. Het door verweerder bij de toepassing van dit artikellid
gevoerde beleid is vastgelegd in de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc).
2.4 De kern van het asielrelaas van eiser betreft de vrees om te worden vervolgd door de rebellen van het Revolutionary United Front (RUF).
Eiser is christen en behoort tot de Krio-bevolkingsgroep. Hij was lid van de christelijke jeugdorganisatie van de kerk in zijn woonplaats B. Zij hadden tot doel jongeren bewust te maken van de gruweldaden van de RUF en te voorkomen
dat mensen zich bij de rebellen van de RUF zouden aansluiten.
In januari 1995 werd B overvallen door de rebellen. Zij staken alle huizen in brand en schoten voor eisers ogen zijn vader en moeder dood. Eiser en zijn jongere broer werden door de rebellen meegenomen. Eiser heeft zijn broer
sindsdien niet meer gezien.
Eiser werd samen met een andere gevangene in een open jeep vervoerd naar een kamp in de bush. Aldaar werd hij verhoord en mishandeld.
Zijn vingerkootje werd afgehakt en zijn arm werd met een hete ijzeren staaf bewerkt. De rebellen vroegen eiser wie hem de opdracht had gegeven om te voorkomen dat mensen zich zouden aansluiten bij de RUF. Toen eiser door kreeg dat
de rebellen wilden dat hij zou zeggen dat de regering er achter zat, heeft hij dat inderdaad gezegd. Eiser werd daarop niet meer verhoord, maar nog wel geslagen. Eiser heeft anderhalf jaar in het kamp verbleven. In oktober 1996 is
hij 's nachts door het raam ontsnapt, terwijl de bewaker beneveld was door drank en drugs. Eiser is gaan rennen en kwam 's ochtends aan in Port Loko. Hij is naar de katholieke kerk gegaan en heeft daar 16 dagen verbleven. De
priester C en zuster D hebben hem geholpen om te vluchten. Zij hebben hem kleren gegeven en naar het vliegveld gebracht.
2.5 Eiser heeft tegenover de Ambtelijke Commissie verklaard dat hij als enige gevangene in een Landrover naar het rebellenkamp is vervoerd.
In het kamp heeft eiser een militaire training gehad. De rebellen wilden dat eiser zich bij hen aansloot. Aangezien eiser op goede voet stond met de rebellen, kon hij gemakkelijk ontsnappen. Hij had al vaker uren tegen het raam
geduwd, maar die dag heeft God het raam voor hem geopend. Toen eiser uit het kamp vluchtte, kwam hij langs zijn geboorteplaats Lunsar. Eiser weet de naam en de ligging van het echter kamp niet.
2.6 Verweerder stelt zich op het standpunt dat het relaas van eiser ongeloofwaardig, althans niet aannemelijk, moet worden geacht en, zo al (deels) geloofwaardig dan wel aannemelijk, onvoldoende zwaarwegend voor een geslaagd beroep
op vluchtelingschap.
2.7 De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
2.8 Het relaas van eiser bevat zoveel tegenstrijdigheden en vaagheden dat de conclusie van eiser, dat het relaas ongeloofwaardig moet worden geacht, niet onbegrijpelijk is. Voordat verweerder bij deze conclusie persisteert, zal
echter moeten worden nagegaan of er geen
aanleiding bestaat om rekening te houden met de mogelijkheid dat eiser een zodanige psychische constitutie heeft dat de
tegenstrijdigheden en vaagheden hem niet kunnen worden aangerekend.
2.9 Blijkens een verklaring van mw. J.F. van Hemmen,
psycholoog/psychotherapeut van de GGZ regio Breda, van 8 maart 2000 heeft eiser klachten die passen binnen het beeld van een posttraumatische stress-stoornis. Mw. Van Hemmen schrijft onder andere:
" Zowel in slaap als wakend zijn er herbelevingen van trauma's, 's nachts in de vorm van afschuwelijke nachtmerries waaruit hij schreeuwend en vechtend wakker wordt. Overdag in de vorm van beelden die hij ziet en geuren die hij
ruikt (b.v. lijkengeur, geur van bloed.)
Er is sprake van overmatige waakzaamheid en een sterke
schrikrespons bij onschuldige voorvallen.
Er zijn hevige paniekaanvallen en dissociatieve symptomen.
Er zijn sterke gevoelens van onthechting en vervreemding van anderen en een onvermogen om bepaalde gevoelens te ervaren, bijvoorbeeld plezier in contact met andere mensen.
De oorzaak van de klachten is mijns inziens gelegen in de traumatische ervaringen die cliënt veelvuldig heeft meegemaakt in de oorlog in Sierra Leone."
(...)
" De behandeling bevindt zich in de stabilisatiefase. Cliënt gebruikt sinds enige tijd het antidepressivum Cipramil en werkt aan het aanbrengen van een dagstructuur met zinvolle activiteiten. Het behandelplan is om vervolgens de
herbelevingen van de trauma's te behandelen met psychotherapeutische technieken."
2.10 Op zichzelf kan aan verweerder worden toegegeven dat voormelde gegevens ten tijde van de bestreden beschikking niet bekend waren. Het dossier bevatte echter wel andere aanknopingspunten die verweerder noopten tot verder
onderzoek. Zo schrijft mw.
Vastenburg van Vluchtelingenwerk in een brief van 2 december 1998 onder andere:
"De heer A kwam half november mij vragen of hij naar school kon, omdat hij alles doet om het verleden weg te drukken.
Ik stelde hem voor om het Rode Kruis Tracing team in te schakelen, omdat er mogelijk nieuws te achterhalen is over zijn, eveneens door rebellen ontvoerde, broer. Hij raakte hierdoor helemaal van streek en vroeg me of ik wist wat er
met hem zou gebeuren als hij zou horen dat zijn broer bijvoorbeeld afgehakte handen had. Ook over zijn eigen trauma's valt momenteel niet te praten. Hij is te bang voor wat er dan met hemzelf zal gebeuren als hij gaat roeren in zijn
herinneringen. Ik durf er op dit moment dan ook niet aan te komen. Dit lijkt mij deskundigenwerk."
2.11 Verweerder had naar het oordeel van de rechtbank rekening moeten houden met de mogelijkheid dat hier sprake is van een ernstig getraumatiseerde man en had onderzoek moeten entameren dat geschikt is om aan het licht te brengen
of eisers vermogen om coherent over zijn verleden te verklaren op enigerlei wijze is gestoord. Daaraan doet niet af dat "de psychiatrie geen instrument van waarheidsvinding is", zoals verweerder ter zitting heeft benadrukt. De
psychiatrie is in ieder geval wel een instrument dat kan worden gebruikt om vast te stellen op een poging tot waarheidsvinding een zinvolle exercitie is. De rechtbank verwijst in dit verband naar paragraaf 207/208 van het UNHCR
Handbook, waarin een opdracht tot een zodanig
gebruik kan worden gelezen.
2.12 Aan verweerder kan voorts worden toegegeven dat de gemachtigde van eiser zich terzake actiever had kunnen opstellen, maar dat doet aan verweerders verantwoordelijkheid niet af. Nu
verweerder aan de signalen die duiden op een posttraumatische stress-stoornis voorbij is gegaan, is het besluit niet
zorgvuldig voorbereid. Verweerder zal zich alsnog moeten verdiepen in de vraag of eiser inderdaad is getraumatiseerd en, zo ja, of dat aan het vermogen tot coherent verklaren in de weg kan hebben gestaan.
2.13 Het beroep is mitsdien gegrond.
2.14 In dit geval ziet de rechtbank aanleiding verweerder met
toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten, zulks met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De kosten zijn op voet van het bepaalde in het bovengenoemde
Besluit vastgesteld op f 1.420,-- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1).
2.15 De rechtbank zal tevens met toepassing van artikel 8:74, eerste lid, Awb, bepalen dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht ad f 50,-- zal vergoeden.
3. BESLISSING
De rechtbank:
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 1.420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan eiser moet voldoen;
3.3 wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht ad f 50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr A.H. Schotman, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, in tegenwoordigheid van mr C.A.M. van de Rest-van der Heijden als griffier en uitgesproken in het openbaar op 27 april 2000, in
tegenwoordigheid van de griffier.
afschrift verzonden op: 15 mei 2000
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.