3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen aanspraak kan maken op toelating als vluchteling dan wel verlening van een vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard. De gestelde
gebeurtenissen, vormen noch op zichzelf noch in samenhang bezien, voldoende grond om aan te nemen dat er sprake is van vervolging in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (het
Vluchtelingenverdrag). Hoewel niet uitgesloten is dat joden in een voorkomend geval discriminatie te duchten hebben, kan uit de verklaringen van eiseres niet worden afgeleid dat de ondervonden discriminatoire
bejegening zodanig is dat eiseres daardoor ernstig in haar bestaansmogelijkheden is beperkt en haar leven onhoudbaar is geworden. Van systematische terreur en continu gevaar is, gelet op het tijdsverloop tussen de verschillende
gebeurtenissen, niet gebleken.
Hierbij is in aanmerking genomen dat eiseres in de gestelde gebeurtenissen geen aanleiding heeft gezien om haar land direct te verlaten. In dit verband wordt opgemerkt dat eiseres van 3 september 1995 tot vermoedelijk 2 november
1995 voor familiebezoek in Nederland heeft verbleven. Gedurende dit verblijf heeft eiseres geen aanleiding gezien om een asielverzoek in te dienen.
Het wekt bevreemding dat eiseres heeft verklaard haar land van herkomst niet eerder te hebben verlaten vanwege haar revalidatie, terwijl zij gedurende de revalidatieperiode wel is gaan werken. Voorts is van belang dat eiseres heeft
verklaard dat zij tot en met 23 mei 1997 onder behandeling stond. Eerst op 3 augustus 1997 heeft eiseres haar land verlaten. In het bezwaarschrift heeft eiseres gesteld dat zij haar land niet eerder kon verlaten omdat haar zus
ernstig ziek was. De zus van eiseres is echter reeds op 30 november 1996 overleden.
Eiseres kan zich bij voorkomende problemen tot de autoriteiten wenden. Uit de verklaringen van eiseres blijkt dat de politie zich in 1992 geruime tijd met de inbraak in haar huis heeft beziggehouden. Het is niet zo dat er -zoals
eiseres in haar bezwaarschrift stelt- enkel formele handelingen zijn verricht. Voorts heeft eiseres naar aanleiding van de gestelde gebeurtenis begin 1996 een gesprek gehad met de politie. Ook is de politie naar aanleiding van de
gebeurtenissen in mei en november 1996 gekomen. Eiseres heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat de Russische autoriteiten geen effectieve bescherming kunnen bieden. De omstandigheid dat niet in alle gevallen tot een diepgaand
onderzoek wordt overgegaan, doet hieraan niet af. In een voorkomend geval kan eiseres zich bovendien tot hogere autoriteiten wenden. Er zijn geen feiten of omstandigheden gebleken op grond waarvan eiseres om klemmende redenen van
humanitaire aard in het bezit had moeten worden gesteld van een vergunning tot verblijf. De leeftijd van betrokkene kan niet tot dit oordeel leiden. Niet is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden voor een vergunning tot
verblijf met als doel "medische behandeling". De zus van eiseres, C, is toegelaten op grond van het destijds gevoerde beleid ten aanzien van asielzoekende joden uit de voormalige Sovjet Unie. Destijds is besloten asielzoekers die
vóór 15 september 1994 een aanvraag om toelating hebben gedaan, het voordeel van de twijfel te geven. De aanvraag van eiseres is van ná deze datum, hetgeen impliceert dat haar relaas op zijn individuele merites moet worden bezien.
Het beroep op het gelijkheidsbeginsel kan dan ook niet slagen.
Eiseres is niet gehoord omdat daartoe, gelet op het bepaalde in artikel 32, tweede lid van de Vw geen verplichting bestond en dit evenmin door de zorgvuldigheid werd gevorderd.