ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6363
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en schadevergoeding
In deze zaak gaat het om de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, A, van Maleisische nationaliteit, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. Eiser werd op 9 december 1999 in bewaring gesteld op basis van de Vreemdelingenwet. Hij heeft op 10 januari 2000 beroep ingesteld tegen deze maatregel, waarbij hij om opheffing van de bewaring, schadevergoeding en proceskosten vroeg. De bewaring werd op 12 januari 2000 opgeheven, maar eiser trok zijn beroep niet in. De rechtbank heeft de zaak op 18 januari 2000 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. M. Hersman, en verweerder werd vertegenwoordigd door mr. K. van Ulzen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring na het indienen van het beroep is opgeheven, maar moest beoordelen of de maatregel van vreemdelingenbewaring onrechtmatig was toegepast in de periode van 9 december 1999 tot 28 december 1999. Eiser voerde aan dat hij op 30 november 1999 een aanvraag om een vergunning tot verblijf had ingediend, maar verweerder was daar niet van op de hoogte. De rechtbank oordeelde dat de bewaring niet onrechtmatig was, omdat eiser niet kon aantonen dat hij op 30 november 1999 een aanvraag had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de opheffing van de bewaring op 12 januari 2000 terecht was en dat eiser pas vanaf 28 december 1999 recht had op schadevergoeding.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voor zover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan.