ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6284

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
3 mei 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 00/4205
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • H.J. Buijsman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in asielzaak van Sierra Leoonse verzoeker

In deze zaak heeft de president van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage op 3 mei 2000 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Sierra Leoonse asielzoeker. De verzoeker had op 5 maart 2000 een aanvraag om toelating als vluchteling ingediend, welke op 11 april 2000 door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) was afgewezen. De verzoeker stelde dat hij niet veilig terug kon naar Sierra Leone vanwege de instabiliteit en de dreiging van vervolging door rebellen. De president oordeelde dat de asielaanvraag van verzoeker zich niet leende voor afdoening in het Aanmeldcentrum (AC), omdat de rapportages van Amnesty International en Human Rights Watch wezenlijke punten van het beleid van de IND tegenspraken. De president concludeerde dat er onvoldoende waarborgen waren voor de veiligheid van de verzoeker in zijn land van herkomst en dat de aanvraag niet op een zorgvuldige manier was behandeld. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, wat betekende dat de verzoeker niet uit Nederland mocht worden verwijderd totdat op zijn bezwaar was beslist. Tevens werd de IND veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van de verzoeker. Deze uitspraak is gedaan in het kader van het bestuursrecht en het vreemdelingenrecht, waarbij de president de belangen van de verzoeker en de noodzaak van een zorgvuldige behandeling van asielaanvragen benadrukte.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE
Zittingsplaats Zwolle
Vreemdelingenkamer
President
regnr.: Awb 00/4205 VRWET Z VZ
uitspraak: 3 mei 2000
UITSPRAAK
inzake: [verzoeker],
geboren op [...] 1981,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
IND dossiernummer [...],
verzoeker,
gemachtigde mr. J. van Loo, medewerker bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel Noordoost-Nederland te Zevenaar;
tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
(Immigratie- en Naturalisatiedienst),
te 's-Gravenhage,
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. J. Nijenhuis, ambtenaar ten departemente.
1 PROCESVERLOOP
1.1 Op 5 maart 2000 heeft verzoeker een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan. Bij beschikking van 11 april 2000 heeft verweerder de aanvraag niet ingewilligd en ambtshalve beslist aan verzoeker geen vergunning tot verblijf
op grond van klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen. Bij de uitreiking van de beschikking is verzoeker medegedeeld dat hij de behandeling van een in te dienen bezwaarschrift niet in Nederland mag afwachten.
1.2 Verzoeker heeft daartegen bij brief van 11 april 2000 bezwaar gemaakt.
1.3 Bij verzoekschrift van 11 april 2000 heeft verzoeker de president verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat uitzetting achterwege wordt gelaten tot op het bezwaar is beslist.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan de president en aan verzoeker gezonden.
Openbare behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 21 april 2000. Verzoeker is daarbij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2 OVERWEGINGEN
2.1 Ingevolge artikel 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een
mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.2 Voor zover de beslissing tot uitzetting samenhangt met de niet-inwilliging van de aanvraag om toelating als vluchteling, zal de president toetsen of er in redelijkheid geen twijfel over kan bestaan dat geen gevaar bestaat voor
vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin.
Aangezien verweerder de aanvraag om toelating als vluchteling niet ingewilligd heeft in het Aanmeldcentrum te Zevenaar, dient beoordeeld te worden of de aanvraag binnen de vereiste termijnen, en zonder schending van de
zorgvuldigheidseisen, als kennelijk ongegrond of niet ontvankelijk kon worden afgedaan.
Voor zover de beslissing tot uitzetting samenhangt met de beslissing aan verzoeker geen vergunning tot verblijf op grond van klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen, zal de president toetsen of het bezwaar een redelijke
kans van slagen heeft.
2.3 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel
1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten.
2.4 Het vluchtrelaas van verzoeker komt op het volgende neer.
Verzoeker behoort tot de bevolkingsgroep van de Krio. In 1997 is de vader van verzoeker vanwege de oorlog omgekomen omdat hij toevallig werd geraakt door een kogel. De moeder van verzoeker is eind 1999 verdwenen.
Eind 1999 kwamen vijf rebellen bij verzoeker langs. Deze wilden verzoeker meenemen om met hen mee te vechten. Verzoeker zei dat hij er nog over na moest denken. De rebellen hebben gedreigd verzoeker dood te schieten als hij weigerde met hen mee te doen. De rebellen zijn tot aan het vertrek van verzoeker uit Sierra Leone op 5 maart 2000 niet meer teruggekomen.
2.5 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat het asielrelaas van verzoeker ongeloofwaardig is. Verzoeker heeft op diverse punten vage verklaringen afgelegd. Voorzover wel geloofwaardig is verweerder van mening dat het
asielrelaas van verzoeker ontoereikend is voor een geslaagd beroep op vluchtelingschap.
2.6 Verzoeker stelt zich op het standpunt dat zijn asielaanvraag niet in het AC had mogen worden afgedaan. Verzoeker wijst hierbij onder andere op een andere zaak van iemand uit Sierra Leone(IND nummer 0004.11.8016) waarin, zonder ingrijpen van de rechtshulp, na het eerste gehoor is besloten de zaak alsnog OC af te doen.
In de bestreden beschikking wordt niet ingegaan op het onderdeel van het zwaarwegend advies dat sprake moet zijn van een duurzame verbetering van de veiligheidssituatie voordat een uitstel van vertrek beleid beëindigd kan worden. De beschikking is derhalve voor wat betreft dit onderdeel niet gemotiveerd.
In het overleg tussen NOVA, vluchtelingenwerk en de voorzitters van de Stichtingen Rechtsbijstand Asiel enerzijds en de Staatssecretaris anderzijds is afgesproken dat wijziging in het beleid betreffende een land van herkomst niet in het AC wordt afgedaan als de rapportage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op wezenlijke punten wordt weersproken door Amnesty International, Human Rights Watch en UNHCR. Dit is in casu het geval.
Uit andere bronnen dan het ambtsbericht blijkt dat nog steeds grove mensenrechtenschendingen plaatsvinden, zowel in het door de rebellen bezette gebied als in het gebied rond Freetown.
Naar de mening van verzoeker is het besluit om het uitstel van vertrek beleid op te heffen op voorhand niet voldoende gemotiveerd.
2.7 De president is van oordeel dat allereerst moet worden beoordeeld of de onderhavige asielaanvraag zich leent voor afdoening in het AC.
In de uitspraak van 1 februari 2000 (Awb 99/9184, NAV 2000/53) heeft de Rechtseenheidskamer van deze rechtbank overwogen dat verweerder zich bij de afschaffing van het uitstel van vertrek beleid ten aanzien van Sierra Leone op 14 september 1998 -op grond van het ambtsbericht van 1 september 1998 dat betrekking had op een periode tot juli 1998- een redelijke termijn had moeten gunnen om te bezien of de verbetering tot juli 1998 zich nadien zou voortzetten alvorens over te gaan tot beëindigingen van het uitstel van vertrek beleid. Dit vanwege de omstandigheid dat in de achterliggende periode herhaaldelijk sprake leek van een verbetering van de situatie in Sierra Leone, waarbij zich vaak na korte tijd alweer een verslechtering voordeed.
Verweerder heeft de Tweede Kamer bij brief van 3 januari 2000 bericht het uitstel van vertrek beleid voor Sierra Leone te beëindigen. Voor deze beleidswijziging heeft verweerder zich gebaseerd op het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 25 november 1999
waaruit blijkt dat de situatie in Sierra Leone is verbeterd. Bij brief van 4 februari 2000 heeft verweerder de Tweede Kamer laten weten dat de ontwikkelingen in Sierra Leone nauwgezet worden gevolgd "gelet op de omstandigheid dat in het gehele land vooralsnog geen sprake is van duurzame stabiliteit". In voornoemd ambtsbericht wordt onder 2.3 met betrekking tot de veiligheidssituatie gemeld dat: "in het gehele land de vrede nog zeer broos is. Het creëren van een veilige stabiele omgeving vereist een spoedige start van het voorgenomen DDR (Demobilization, Disarmament and Reintegration)-programma voor de demobilisatie, ontwapening en herintegratie van ex-strijders. (..). Vooralsnog zit er echter weinig schot in het voor de fragiele vrede alom als essentieel beoordeelde ontwapeningsprogramma.". Aan een, in het ambtsbericht essentieel geachte voorwaarde voor het standhouden van de fragiele vrede, te weten ontwapening van de ex-strijders was ten tijde van de beëindiging van het uitstel van vertrek beleid -en nog steeds niet- voldaan. Tevens heeft Amnesty International reeds voor de beëindiging van het uitstel van vertrek beleid in een bericht van 30 november 1999 melding gemaakt van een toename van de gewelddadigheden in Sierra Leone.
Gelet op de door verzoeker aangehaalde afspraken tussen NOVA, vluchtelingenwerk en de voorzitters van de Stichtingen Rechtsbijstand Asiel en de Staatssecretaris van Justitie dat wijziging in het beleid betreffende een land van herkomst niet in het AC wordt afgedaan als de rapportage van het Ministerie van Buitenlandse Zaken op wezenlijke punten wordt weersproken door Amnesty International, Human Rights Watch en UNHCR, en gelet op de instabiliteit in het land van herkomst leende de asielaanvraag van verzoeker zich naar het oordeel van de president niet voor afdoending in het AC.
2.8 Het vorenstaande leidt er toe dat verwijdering van verzoeker achterwege moet blijven, totdat verweerder op verzoekers bezwaar zal hebben beslist. Onderhavig verzoek wordt derhalve toegewezen.
2.9 In dit geval ziet de president aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten, zoals hierna weergegeven. Nu het verzoek wordt toegewezen ziet de president tevens aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht.
3 BESLISSING
De president
- wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe;
- verbiedt verweerder om verzoeker uit Nederland te verwijderen tot vier weken nadat op het bezwaar is beslist;
- veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten ad Fl. 1.420,--, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan verzoeker dient te vergoeden;
- wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon ter vergoeding van het door verzoeker betaalde griffierecht ad Fl. 50,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Buijsman en in het openbaar uitgesproken op 3 mei 2000 in tegenwoordigheid van mr. M. Keukenmeester als griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 3 mei 2000