ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6283
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.F.J.M. Schröder
- G. Blomsma
- B.I. Klaassens
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf voor minderjarige asielzoeker van gemengde afkomst
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 18 april 2000 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, een minderjarige asielzoeker van Bosnische nationaliteit, tegen de beslissing van de Staatssecretaris van Justitie om zijn aanvragen voor toelating als vluchteling en een vergunning tot verblijf af te wijzen. Eiser, geboren in 1979, heeft zijn aanvraag ingediend op 30 juni 1997, maar zijn verzoek werd niet ingewilligd. Eiser heeft aangevoerd dat hij vanwege zijn gemengde afkomst in Bosnië gediscrimineerd wordt en vreest voor vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in ernstige mate in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt door discriminatie. De rechtbank oordeelt dat de problemen die eiser op school heeft ondervonden niet substantieel genoeg zijn om vluchtelingschap te rechtvaardigen. Bovendien is er adequate opvang voor eiser in Bosnië, aangezien zijn grootvader daar woont. De rechtbank heeft ook overwogen dat de politieke en mensenrechtensituatie in Bosnië niet zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, omdat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser niet in aanmerking komt voor een vergunning tot verblijf op grond van zijn afkomst en de risico's die hij loopt bij terugkeer. De rechtbank heeft verweerder opgedragen opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon die het griffierecht aan eiser moet vergoeden.