ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6275
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.B.E.M. Rikaart-Gerard
- J.E. van den Steenhoven-Drion
- W.H. van Benthem
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf voor Somalische eiseres
In deze zaak gaat het om de aanvraag van A, een Somalische vrouw, om toelating als vluchteling en de verlening van een vergunning tot verblijf. A heeft op 31 juli 1997 haar aanvragen ingediend, maar deze zijn door de Staatssecretaris van Justitie op 24 oktober 1997 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. A kreeg wel een voorwaardelijke vergunning tot verblijf, die later werd ingetrokken. A heeft beroep ingesteld tegen deze beslissing, waarbij zij haar asielrelaas uiteenzette, waarin zij stelde dat zij slachtoffer was van geweld en vervolging in Somalië vanwege haar etnische afkomst als lid van de Midgan-clan.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en geconcludeerd dat A's asielrelaas niet geloofwaardig is. De rechtbank oordeelde dat het enkele behoren tot de Midgan-clan niet voldoende is om te concluderen dat A gegronde vrees voor vervolging heeft. De rechtbank heeft ook overwogen dat A geen concrete redenen heeft gegeven voor haar vertrek uit Somalië en dat zij in het verleden zonder problemen in haar land van herkomst heeft verbleven. De rechtbank heeft de bestreden beschikking van de Staatssecretaris van Justitie ongegrond verklaard, omdat niet is gebleken dat A een reëel risico loopt op vervolging of dat er klemmende redenen van humanitaire aard zijn die verlening van een vergunning tot verblijf rechtvaardigen.
De rechtbank heeft de zaak op 6 april 2000 openbaar uitgesproken, waarbij de rechters de beslissing hebben genomen dat het beroep van A ongegrond is. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, die de geloofwaardigheid van A's verklaringen niet heeft kunnen vaststellen en heeft geoordeeld dat de omstandigheden in Somalië niet zodanig zijn dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling moeten worden aangemerkt.